sterdam tot de rest van het land in aanmerking genomen, op grond van de ons bekende cijfers volgens deze ramjng van B. W. van Amsterdam het gehele bedrijf een brandschatting ondergaan van circa 6 millioen gulden. Dit is belangrijk meer dan het rendement, dat het bedrijf in het afge lopen jaar heeft opgeleverd, zodat thans reeds vastgesteld kan worden dat het Nederlandse film en bioscoopbedrijf als gevolg van de Overheids maatregelen na verloop van een jaar practisch noodlijdend is. De Afdeling Amsterdam van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft aan de Amsterdamse Raad doen weten, dat zij zulk een discriminatie van film en bioscoop niet zal kunnen aanvaarden en dat het een recht is van de betrokken ondernemers, ja een noodzakelijkheid hierop t.z.t. een passend ant woord te geven. Het gemeentebestuur van Am sterdam zal met de aanwending van dit goede recht ernstig rekening hebben te houden. Wat voor Amsterdam geldt geldt voor het gehele land. Het heeft geen zin meer de Overheid te wijzen op hetgeen het bedrijf sedert de oorlog in velerlei opzicht inzonderheid in cultureel opzicht heeft ge presteerd. Deze prestaties zijn trouwens niet ge schied ten gerieve van de Overheid doch volgens overtuiging en met volledig begrip voor de taak welke inzonderheid het georganiseerde Nederland se film- en bioscoopbedrijf op het terrein van de film heeft. Het heeft alleen nog zin de Overheid duidelijk te doen weten, dat zij niet het recht heeft de ondernemers in het film- en bioscoopbedrijf hun bestaan onmogelijk te maken en dat daarentegen deze ondernemers van hun kant het recht hebben voor hun bestaan te vechten. De chaos, die door de huidige Prijsbeheersingsmaatregelen en belas tingverhoging voor het filmwezen is ontstaan, zal straks nog worden vergroot door de reactie van de betrokken ondernemersgroepen. Piet is misschien dienstig in dit verband enige misversta:, den weg te nemen, welke zijn ontstaan als gevolg van bepaalde verklaringen door Colleges van B. 6 W. of door sommige vertegenwoordigers van Raadsfracties afgelegd. Er is geen sprake van dat er tussen de Bioscoop-Bond en de betreffende autoriteiten een overeenkomst of een afspraak zou bestaan omtrent de thans gevolgde heffing van 35 gesteld dat het al mogelijk zou zijn om op het stuk van belastingheffing afspraken met de Overheid te maken. Ook schijnen sommige ge meentebesturen op gezag van ambtelijke verkla ringen zelfs de mogelijkheid die de Minister laat om het laagste heffingspercentage toe te passen gemakshalve te verwerpen en daarvoor in de plaats een percentage van 40 of 45 te stellen. Behalve dat met deze heffing evenzeer als met de andere de grens van het economisch verantwoorde is overschreden, wordt daarbij in het bijzonder getuigenis afgelegd van de laatdunkendheid, waar mede men in bepaalde kringen dit bedrijf denkt te kunnen behandelen. Het is begrijpelijk, dat de be trokken ondernemers niet zullen aarzelen, bij wijze van zelfverdediging, maatregelen te nemen, waar door deze gemeenten zich in de loop van dit jaar belangrijke baten voor haar kas zullen zien ont gaan, zulks overeenkomstig de les, dat wie het onderste uit de kan wil hebben, het lid op de neus krijgt. Een ernstig beroep zal nog worden gedaan op Regering en Volksvertegenwoordiging en op de betreffende gemeentebesturen om in alle ge meenten, waar een normaal bioscoopbedrijf nau welijks te handhaven is, dit zijn practisch alle kleine gemeenten, waarvan er vele zijn, die de vestiging van een bioscoop krachtig bevorderd hebben, de belasting terug te brengen tot een dragelijk niveau. Een ernstig misverstand is ont staan door de maatregelen van de Prijsbeheersing. B. W. van Amsterdam en met hen vele andere Colleges van Burgemeester en Wethouders ver klaren namelijk, dat bij een eventuele belasting verhoging tot 35 niet de bezoeker, doch uit sluitend de bioscoopexploitant zal worden getrof fen. Dit is op zijn minst genomen misleidend. De Beschikking van de Prijsbeheersing die, en dit zij ook al weer ter voorkoming van misverstanden verklaard, het bedrijf is opgelegd zonder dat wie uit het bedrijf ook daarmede accoord zou zijn gegaan, houdt in een bepaalde verlaging van het netto-gemiddelde van de entreeprijs. Dit betekent in het geheel niet, dat bepaalde rangen niet in prijs zullen worden verhoogd. Het Nederlandse publiek zal er rekening mee hebben te houden, dat een aantal rangen door de nieuwe belastingheffing aanzienlijk in prijs zullen worden verhoogd en dit wel geheel legaal overeenkomstig de desbetreffen de prijsbepaling. Ook mogen er geen misverstan den cntstaan uit het feit, dat de Nederlandsche Bioscoop-Bond zijn eenmaal ontwikkelde culturele

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 4