de 50.000.geen of hoogstens een geringe verhoging van vermakelijkheidsbelasting wordt toegestaan. Wij zullen tevens trachten de hef fingen, die boven de 35 liggen, ongedaan te ma ken. Wat dit betreft ondernemen wij stappen, zowel bij het Ministerie van Binnenlandse Za ken als bij de Vereniging voor Nederlandse Ge meenten, de Gemeentebesturen zelf en de Tweede Kamer, Het zwaartepunt zal waarschijnlijk lig gen in de behandeling van het Wetsontwerp Noodvoorziening Gemeentefinanciën, dat binnen afzienbare tijd in de Kamer zal plaats hebben. De Memorie van Antwoord van de Minister op het voorlopig verslag van de Kamer over dit ontwerp is nog altijd niet verschenen. Gezien de bezwaren, welke een groot deel van de Kamerleden heeft tegen de wijze, waar op met de vermakelijkheidsbelasting wordt om gesprongen en gezien ook de waardering, welke daarbij tot uiting komt voor het werk van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en zijn leden, hebben wij vertrouwen, dat de onderscheidene punten zekere wijzigingen ten gunste van het film- en bioscoopbedrijf mogelijk zijn. Het is nodig gebleken, dat enige misverstan den, welke met betrekking tot de huidige ont wikkeling op het terrein der vermakelijkheids belasting zijn gerezen, uit de weg te ruimen. Er schijnt namelijk door sommige leden alsook door sommige colleges van Burgemeester en Wethou ders en door woordvoerders van een aantal Raadsfracties de indruk te zijn gewekt, als zou het Hoofdbestuur met de Regering of met de betrokken Ministeries een bepaald accoord heb ben omtrent het heffingspercentage. Ik verklaar U echter nadrukkelijk, dat een accoord omtrent het percentage zoals dit thans wordt voorgesteld nimmer door het Hoofdbe stuur is getroffen, met wie dan ook. Ik geloof niet, dat het mogelijk is dat de Over heid het, wat haar belastingpolitiek aangaat, op een accoortje gooit met bepaalde organen van het maatschap pelijk leven, zelfs niet met de Neder landsche Bioscoop-Bond. Wel zijn er, toen bleek dat een verhoging niet te voorkomen was, zekere be rekeningen gemaakt in het raam ener algemene heffing en op basis van de huidige prijzen en de huidige om zetten en bedrijfsuitkomsten, welke de grens aangeven van het econo misch toelaatbare. Deze grens ligt sterk individueel, waardoor zoveel uitzonderingen op een'al gemene regel zijn gemaakt, dat weliswaar bepaalde maxima zijn gesteld, die echter niet onder een algemeen heffingspercen tage zijn onder te brengen. Met grote nadruk is bijv. onder de aandacht van de betrokken Minister gebracht, dat de vele kleine zaken in ons bedrijf een verhoging van belasting niet zullen kunnen dragen. Maar ook deze berekeningen hebben niet de minste waarde, nu blijkt dat voor tal van groepen van vermakelijkheden, preferenties worden toe gepast en ten slotte de Prijsbeheersing door een nieuwe ministeriële beschikking het prijsniveau van ons bedrijf heeft aangetast. Het Hoofdbestuur heeft het stanptmt van het Directoraat-Generaal van de Prijzen nopens de entreeprijs van ons be drijf fel bestreden en geen twijfel over gelaten, dat het met welke aantasting van ons prijzen- niveau ook, nimmer accoord zou gaan. Het Hoofdbestuur heeft hiermede gehandeld in de geest van de Ledenvergadering, die een af wenteling van een eventuele belastingverhoging op het bedrijf door een aantasting van het prijs peil, bij wijze van het indienen van een motie heeft verworpen. Zoals uit de betreffende beschikking is ge bleken, komt de verlaging, welke de Prijsbe heersing zich voorstelt, neer op ruim 10% van de maximaal netto-gemiddelde entreeprijs. Het Hoofdbestuur wijst er op, dat het hier betreft een verlaging van het netto-gemiddelde, hetgeen niet behoeft te betekenen, dat bepaalde rangen niet in prijs zouden kunnen worden ver hoogd en andere verlaagd. Aan de hand van de statistieken omtrent de rangbezetting, welke alle leden'natuurlijk nauw keurig bijhouden, is het namelijk mogelijk een Dg keuken is het domein van de vrouw, waar geen ,,pottekijker zich kan wagen zonder de echtelijke harmonie in gevaar te brengen. Uit de film ..WIE KIJKT ER OVER MIJN SCHOUDER?" van J. Koch, D. Steinhach en Th. van Eeckhoudt

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 13