21 UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) Van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale vonnissen gewezen. In zake: R. A. VAN MOURIK, eigenaar van het Film verhuurkantoor Melior Films, kantoor houdende Jan van Nassaustraat 84 te 's-Gravenhage, eiser en N.V. HOOGDUIN Maatschappij tot Exploitatie van Café's, Restaurants en Theaters, gevestigd te 's-Gravenhage en kantoer houdende aldaar Zeekant 61, gedaagde.' De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond "benoemd en aangewezen als arbitrage-college voor de beslechting o.m. van geschillen tussen de leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request d.d. 24 October 1947 een geschil centra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; Dit request luidt als volgt: „Hierdoor delen wij U mede, dat wij een geschil aan hangig wensen te maken tegen de directie van het SEIN POST THEATER te SCHEVENINGEN, en wel om de onderstaande redenen: Ie. Wij sloten met bovengenoemde directie per 31 Mei 1946 een contract ai voor 6 met name genoemde films, waarvan tot op heden slechts 2 films werden afgenomen, terwijl een derde film door de filmkeuring werd verboden, zodat in \het totaal nog 3 films af te nemen zijn. 2e. Op 2 Aptiit, 22 April en 15 Juli 1947 verzochten wij de directie van het Smnpost theater te Scheveningen te veroordelen, alsnog de films op korte termijn af te nemen, of ons een filmhuur te betalen van het bedongen percentage over een uitverkochte weekrecette." dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op 21 Januari 1948 ten kantore van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, aan de Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn eiser persoonlijk en W. J. Gie- lisse en J. J. L, Gielisse leiders van gedaagde, dat de heer J. J» L. Gielisse namens gedaagde hierop in hoofdzaak verklaard heeft: „Per 31 Mei 1946 sloten wij met Melior-Films een contract af voor twee films ..Le Bossu" en „Frederica" a 30% inclusief bijwerk in derde vertoning Den Haag; en voorts 4 films „Feu Nicolas", „Promesse a 1'inconnu", „Le Secret de Madame Clapain", „Après 1'orage" a 25% inclusief bijwerk in derde vertoning Den Haag. Einddatum van de overeenkomst: 31 Ja nuari 1947. De eerst beschikbare film werd ingedeeld op 2 Augustus 1946 (Le Bossu). Een week voor deze datum werd ons ter beurze medegedeeld, dat de film „Le Bossu" niet voor ons beschikbaar was en na herhaalde navragen werd de film geleverd op 22 November 1946. De vertoningsvolgorde was Apollo, Odeon, Seinpost. De volgende film werd ingedeeld 3 Januari 1947. Zij was niet eerder beschikbaar en zij moest wegens onvoorziene omstandigheden een week worden uitgesteld, was echter na die week niet beschikbaar en werd gedateerd 7 Februari 1947. De vertoningsvolgorde was: Apollo, Odeon, Seinpost.. De overige films van de overeenkomst kwamen als volgt uit: „Geheim Madame Clapain": eerste vertoning Apollo: 2228 November 1946, tweede vertoning Olympia: 21—27 November 1947. „Belofte aan een onbekende": eerste vertoning Apollo 7—14 Februari 1947, tweede vertoning: gene. „Zonderlinge echtgenoot": eerste vertoning Apollo 28 Maart—4 April 1947, tweede vertoning: gene. „Après 1'crage" is verboden door de Filmkeuring. Bij het aangaan van de overeenkomst is met de heer C. Leenders de mondelinge afspraak gemaakt, dat de vertoningsvolgorde zou zijn als volgt: eerste vertoning Apollo, tweede vertoning Odeon, derde vertoning Seinpost, hetgeen ook blijkt uit het roule- ment van de film „Le Bossu" en „Frederica". Toen het contract expireerde had alleen de film „Madame Clapain" een eerste vertoning beleefd,' terwijl de films „Belofte aan een onbekende" en de „Zonderlinge Echtgenoot" nog niet waren uitge komen. Omstreeks Maart ontvingen wij bezoek van de heer Leenders, die ens om data verzocht. Wij hebben bij dit bezoek aan de heer Leenders gezegd, dat wij het betreffende contract als verlopen beschouwden, aangezien de firma Melior niet in staat is geweest de films tijdig volgens contract te leveren. Naar aanleiding van dit bezoek ontvingen wij van Melior een schrijven d.d. 2 April, waarin ons ten overvloede werd medegedeeld, dat het contract per 31 Januari 1947 was geëxpireerd, terwijl tevens om data werd verzocht.. Wij hebben aan dit verzoek geen gevolg gegeven. Tevens was ons standpunt aan Melior Films bekend. De film „Geheim van Madame Clapain" werd 21 November 1947 gebracht in tweede vertoning Den Haag in het Olympia Theater aldaar, terwijl deze film door Olympia contractueel was afgesloten in 4e vertoning. De tweede vertoning was officieel onder gebracht in het Odeon Theater"; dat de heer R. A. van Mourik daarop in hoofdzaak heeft geantwoord: „In het contract is slechts een levering voor derde weeksvertoning Den Haag gestipuleerd. Ik heb mij niet verbonden de films alleen in het Apollo en het Odeon theater te vertonen. Voor het niet-tijdig uitkomen van de onderwerpelijke films beroep ik mij op overmacht, be staande ten eerste uit grote achterstand in het afwerken van betitelingsopdrachten bij de N.V. Haghe Film, zijnde toendertijd de enige Nederlandse titelfabriek en ten tweede achterstand in het keuringswerk bij de Rijksfilmkeuring. Deze omstandigheden zijn de Commissie bekend. Ik ben bereid de films, die nog geen tweede-weekvertoning hebben gehad, onmiddellijk en dus in tweede vertoning aan ge daagde te leveren. Gedaagde heeft overigens nooit op leve ring van de gecontractueerde films aangedrongen"; dat de heer J. J. L. Gielisse namens gedaagde hierop in hoofdzaak verklaard heeft, dat gedaagde volhoudt bij haar standpunt, n.L dat eiser niet in staat is geweest de films tijdig te leveren, dat het contract inmiddels is afgelopen en dat gedaagde niet meer verplicht is de de nog openstaande films af te nemen; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbi trage-Reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat de onderhavige overeenkomst is aangegaan op of omstreeks 31 Mei 1946 en dat het contract als einddatum aangeeft 31 Januari 1947;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 23