26 In zake: JOH. MIEDEMA, wonende te Sneek en exploiterende aldaar de Amicitia Bioscoop aan de Leeuwenburg 12—14, eiser (verder te noemen partij- Miedema), contra N.V. EUROPA FILM, gevestigd te 's-Gravenhage en kantoor houdende aldaar aan de Nieuwstraat 24, gedaagde, eiseres in vrijwaring (verder te noemen partij-Europa) en C. F. SCHEEPERS, wonende te Huissen aan de Lagen- straat D. 90 en exploiterende de Apollo Bioscoop aldaar, alsmede een reizende bioscoop, gedaagde in vrijwaring (ver der te noemen partij-Scheepers), De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, enz. enz. IN AANMERKING NEMENDE: dat partij-Miedema bij request d.d. 3 Januari 1948 een geschil contra partij-Europa heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; Dit request komt op het volgende neer: Per 25 October bevestigde gedaagde, eiseces in vrijwaring, aan eiser de lilm „Pastot Angelicus" te zullen leveren voor vertoningen op Dinsdag 4 November te Sneek, welke film zou worden doorgezonden door gedaagde in vrijwaring. Toen de film op 4 November des middags om 12.40 uur nog niet aangekomen was, heeft eiser zich onmiddellijk in ver binding gesteld met de stations Leeuwarden en Arnhem, met gedaagde in vrijwaring alsmede met gedaagde, doch de film werd door gedaagde in vrijwaring eerst op Woens dag 5 November van uit Apeldoorn verzonden en door eiser op Donderdag 6 November te Sneek ontvangen. Het afgelasten van de voorstelling betekent voor eiser niet alleen een grote financiële, doch wellicht een nog grotere morele schade, daar voor deze zorgvuldig voorbereide voor stellingen van alle in de wijde omtrek van Sneek gelegen parochies plaatsen waren besteld en vele, van zeer verre afstand gekomen 'bezoekers moesten worden teleurgesteld. Eiser verzoekt de Commissie gedaagde te willen veroor delen tot vergoeding van de schade, berekend over twee uitverkochte zalen, ad f alsmede in de kosten van het geschil. dat partij-Europa bij request dd. 9 Januari 1948 waar van een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast verzocht heeft partij- Scheepers in vrijwaring op te roepen; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op 21 Januari 1948 ten kantore van de Nederlandsche Bioscoop-Bond aan de Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar verschenen zijn Joh. Miedema persoonlijk, C. in 't Veld en J. D; Fiolet, gemachtigden van partij-Europa en C. F. Scheepers persoonlijk, alsmede diens employé J. A. H. van Boxtel; dat de heer C. in 't Veld namens partij-Europa in hoofd zaak heeft verklaard, dat de film „Pastor Angelicus" aan partij-Scheepers is verhuurd ter vertoning op 31 October en 1 November 1947, hetgeen op 4 October 1947 schriftelijk is bevestigd; dat op 24 October 1947 door partij-Europa aan partij-Scheepers een doorzendbrief is gezonden bevat tende de opdracht om genoemde film direct na de vertoning op 1 November door te zenden naar het Amicitia Theater te Sneek; dat reeds bij het aangaan der vertoningsovereen komst aan partij-Scheepers te kennen is gegeven, dat deze de film alleen in de eerste helft der vertoningsweek zou kunnen vertonen, zijnde de film voor de tweede helft der week reeds aan een ander verhuurd; dat de heer Joh. Miedema ter aanvulling van zijn eis slechts heeft verklaard, dat blijkens de vrachtbrief de film door partij-Scheepers van Apeldoorn uit eerst op 5 November naar Sneek is verzonden; dat de heer C. F. Scheepers in hoofdzaak verklaard heeft, dat hij geen doorzendbrief van partij-Europa heeft ont vangen; dat hij eerst uit een telefonische waarschuwing van partij-Miedema vernomen heeft, dat hij de film „Pastor Angelicus" naar Sneek meest doorzenden; dat hij de film slechts op 1 en 2 November 1947 in Bemmel heeft vertoond en dat hij geen andere voorstellingen met deze film heeft gegeven; dat de doorzending der film „Pastor Angelicus" van Apeldoorn uit is geschied, omdat hij met een andere film in Apeldoorn een voorstelling meest geven en hij er om tijd te besparen de voorkeur aan gegeven heeft de film „Pastor Angelicus" in Apeldoorn op de trein te zetten; OVERWEGENDE: dat de drie partijen lid zijn van de Nederlandsche Bio scoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bcndsreglement van de Neder landsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden onder ling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat partij-Europa ingevolge artikel 7 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond verplicht was voor tijdige verzending van de film „Paster Angelicus" naar partij- Miedema zorg te dragen; dat partij-Europa blijkens het aan de Commissie overge legde afschrift van de doorzendbrief tijdig aan partij- Scheepers opdracht heeft gegeven de film naar partij- Miedema te verzenden; dat partij-Scheepers weliswaar ontkent deze doorzend brief ontvangen te hebben, maar verzuimd heeft partij- Europa tijdig telegrafisch in kennis te stellen van het niet- ontvangen van de doorzendbrief, hetgeen hij als huurder van een film ingevolge artikel 19 der Bondsvoorwaarden verplicht was; dat dus partij-Europa terecht van partij-Scheepers vordert, dat deze haar zal vrijwaren voor de gevolgen van toewij zing van de door partij-Miedema ingestelde vordering; dat het aan partij-Scheepers te wijten is, dat de onder havige film niet tijdig in Sneek is aangekomen en dat partij- Miedema niet alleen materiële schade heeft geleden, maar ook de goede naam van diens bioscoop ernstige afbreuk is gedaan; dat de juistheid van de door partij-Miedema opgestelde schadeberekening door geen der partijen is betwist en ook de Commissie zich met deze berekening kan verenigen; dat de vordering van partij-Miedema derhalve geheel moet worden toegewezen en partij-Scheepers moet werden ver oordeeld om aan partij-Miedema te betalen het gevorderd bedrag van met hare veroordeling in de geschilkosten, bedragende f 25, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT partij-Scheepers om tegen behoorlijks bewijs van kwijting aan partij-Miedema te betalen een be drag van alsmede in de geschilkosten, bedragende 25,—. Aldus gewezen te Amsterdam op 16 Februari 1948.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 28