eerste tien volgende jaren een ruggesteun zou moeten zijn voor de eigen filmproductie, moest worden ont worpen en dit met inachtneming der resultaten van de conferentie te Havanna (die op de bespreking der handelsdelegaties te Genève volgde) en reke ning houdende met de door de ,,quota-tax" ge schapen onzekere situatie. De nieuwe Minister volgde zonder aarzelen het spoor van zijn voor ganger en na veelvuldigde conferenties met ver tegenwoordigers van alle takken van het film bedrijf werd een nieuw ontwerp van een filmwet bij het parlement ingediend. Het ontwerp was nog in behandeling bij de afdelingen, toen het bericht kwam, dat de be sprekingen tot oplossing van het Brits-Ameri- kaanse filmvraagstuk waren hervat. Een dele gatie van Amerika's meest ervaren onderhan delaars, onder leiding van de heer Eric Johnston, president van de M.P.A.A. en de heer James Mulvey, die de Society of Independent Motion Picture Producers vertegenwoordigde, kwam naar Engeland, vastbesloten om tot een oplossing te geraken. Tijdens de urenlange besprekingen bleek Engelands jongste Minister een geniaal onderhandelaar, die voor zijn oudere en over een grotere ervaring beschikkende tegenstanders niet behoefde onder te doen. Het zal hem onge twijfeld een grote voldoening zijn geweest, toen hij op Donderdag 11 Maart het Lagerhuis kon mededelen, dat aan de bijna acht maanden du rende filmcrisis een einde was gekomen. Een nieuwe overeenkomst Op 14 Juni a.s. zaleen nieuwe overeenkomst tussen de Britse Regering en de filmindustrie der Verenigde Staten in werking treden, welke vier jaar van kracht zal zijn. De Amerikaanse filmmaatschappijen zullen jaarlijks voor nieuwe films en reissues tezamen in de eerste plaats £4.250.000 of 17.000.000 ont vangen. Dit bedrag mag worden verhoogd in verhouding tot de over te maken netto dollar winsten van Britse films in de Verenigde Staten en in de Philippijnen. Aldus zullen de Ameri kaanse filmmaatschappijen ongeveer 25 ont vangen van de totale winst van Amerikaanse films in Groot-Brittannië, die op basis van 1946 m 1947 wordt geschat op ruim £17.000.000 voor 1948. Indien de importeurs van Amerikaanse films het huidige niveau van hun auteursprijzen hand haven moet men rekening houden met een jaar lijks surplus van ruim 10.000.000,hetwelk niet naar de Verenigde Staten kan worden over gemaakt en mag worden besteed aan investerin gen in het Britse filmbedrijf. Een controle-com missie van vertegenwoordigers van bedrijf en regering zal uiteindelijk over de besteding van deze gelden beslissen. Deze controle-commissie zal op de eerste plaats tot taak hebben het Britse filmbedrijf te beschermen tegen „unfair competi- tion" (oneerlijke concurrentie). Het zal de Amerikanen niet worden toegestaan om bioscopen, studio's en filmfabrieken te kopen, zodat zij enorme bedragen ter beschikking zullen hebben om de rechten van Britse films te kopen of de productie van Britse films te financieren. Het is duidelijk, dat dit een directe stimulans zal zijn voor de groei van de Britse filmproductie. Wijze van investering der Amerikaanse winsten Schema A van de nieuwe Maatregel van Be stuur zal vaststellen op welke wijze de Ameri kaanse filmmaatschappijen hun winsten in het Britse filmbedrijf zullen mogen beleggen. Dit betreft ook de productie in Britse filmstudio's, het aankopen van auteursrechten voor films en boeken en betalingen voor artisten en technici, die in de Verenigde Staten tewerkgesteld kun nen worden. Schema B bepaalt, dat gedurende de eerste twee jaren een som van 1.250.000 per jaar zal mogen worden belegd buiten het filmbedrijf. Mi nister Wilson heeft medegedeeld, dat met de heer Johnston is overeengekomen, dat een groot deel van dit bedrag zal worden belegd in Britse hotel- en verkeersondernemingen, welke ten doel hebben het bezoek van Amerikaanse toeristen aan Groot-Brittannië aan te moedigen. Schema C zal nauwkeurig aangeven op welke wijze tijdelijke beleggingen op effectieve wijze zullen kunnen worden gecontroleerd. Het zal ook specificeren wat er dient te geschieden met het winst-surplus, dat niet kan worden overge maakt of worden belegd. Minister Wilson heeft te dien aanzien reeds in het Lagerhuis verklaard, dat ongebruikte winsten zullen worden bestemd voor de bevordering van kunst en de arbeid van culturele organisaties. Zoals reeds werd opgemerkt, zal een in te stellen controle-commissie hierover de uiteinde lijke beslissing hebben, waarbij een unfaire con currentie met Britse filmbelangen zal worden voorkomen. Minister Wilson verklaarde ronduit aan de pers: „Dit surplus mag op geen enkele wijze een verdere afvoering van onze financiële hulpbronnen ten gevolge hebben of een versto ring van onze binnenlandse economie veroorza ken. Het zal gedurende deze periode van vier jaar niet toenemen. Het ligt niet in de bedoeling, dat deze tijdelijke investeringen op een of andere toekomstige datum zullen worden geliquideerd

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 9