G. In artikel 27, eerste lid, wordt in plaats van
„dat er openbare bioscoopvoorstellingen worden
gegeven, of dat zij aan zoodanige voorstelling
dienstbaar zijn" gelezen: ,,dat er films worden
vertoond in het openbaar dan wel in tegenwoor-
digheid van meer dan vijf en twintig personen,
of dat zij aan zodanige voorstellingen dienstbaar
zijn".
H. In artikel 28, tweede lid, wordt in plaats
'van ,,De houder der vergunning" gelezen: „Hij
die de film vertoont of doet vertonen", terwijl de
woorden ,,in het openbaar" vervallen.
In het derde lid van dit artikel worden de vol-
gende wijzigingen aangebracht:
a. in de eerste volzin wordt in plaats van .Be
houdens bij overtreding van artikel 1, eerste lid"
gelezen: Behoudens in de gevallen, waarbij een
bij of krachtens deze wet strafbaar gesteld feit
is begaan", terwijl de woorden ,,den houder der
vergunning" worden vervangen door: ,,hem";
b. in de tweede volzin wordt in plaats van ,,De
houder" gelezen: ,,Deze".
Artikel IL
Deze wet treedt in werking met ingang van de
tiende dag na die der dagtekening van het
Staatsblad, waarin zij zal worden afgekondigd.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad
zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële
Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambte
naren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige
uitvoering de hand zullen houden.
In de Memorie van Toelichting wordt gesteld,
dat de hoofdaanleiding voor indiening in 1940
van het wetsontwerp, houdende wijziging en aan
vulling van de Bioscoopwet (Zitting 19391940,
242) was de omstandigheid, dat getracht werd
films, welke niet voor openbare vertoning waren
toegelaten, te vertonen in publieke bijeenkomsten,
waaraan slechts naar de uiterlijke vorm het karak
ter van besloten gezelschap werd gegeven. Het
preventief toezicht, neergelegd in artikel 16 der
Bioscoopwet, werd op deze wijze ontdoken, daar
het volgens het stelsel dezer wet niet verboden
is niet-gekeurde of niet-toegelaten films in beslo
ten kring te vertonen. De Regering merkte in de
toelichting op genoemd ontwerp op, dat wel is
waar het besloten karakter van de te voren be
doelde bijeenkomsten slechts schijn was, doch dat
bij gebrek aan positief bewijs hiertegen niet steeds
voldoende kon worden opgetreden. Aldus werd
het voor aanhangers van stromingen, gericht op
verstoring van openbare orde en rust, mogelijk om
door het vormen van zogenaamde besloten gezel
schappen films, welke geschikt waren om de open
bare orde te ondermijnen, niette
min voor het publiek te vertonen.
Gelijk bekend, bleef beant
woording van het op 23 April
1940 door de Tweede Kamer
over dit wetsontwerp uitgebrach
te Voorlopig Verslag ook na de
bevrijding achterwege; de Rege
ring achtte het wenselijk, met het
oog op de omstandigheid, dat op
nieuw het besef levendig was ge
worden, dat de culturele moge
lijkheden van de film meer dan
tot dusverre dienden te worden
gestimuleerd en tot haar recht
gebracht, het vraagstuk van aard
en omvang der filmkeuring op
nieuw aan een onderzoek te on
derwerpen. De Commissie-Sassen
werd ingesteld om zich met deze
taak te belasten.
De herstel- en vernieuwingswerhzaamheden
aan de NEDERLANDSE FILMSTUDIO
te Duivendrecht naderen hun voltooiing.
Aan de voorgevel van de studio is een
hijsstelling aangebracht voor het transporteren
van het materiaal benodigd voor de bouw
van de synchronisatiehal, welker geluids
isolatie hoge constructie eisen stelt.