Inmiddels heeft de' Regering goede grond om
aan te nemen, dat het euvel, waarover in de eerste
alinea wordt gesproken, na een periode, waarin
het vrijwel geheel verdwenen was, in niet minder
sterke mate optreedt dan in de jaren 1939 en 1940.
Zij acht het daarom niet verantwoord met het
scheppen van de mogelijkheid tegen deze vorm-
van gezagsondermijning op te treden te wachten
tot het ontwerp der Commissie-Sassen, dat, naar
zij vernomen heeft, op dit stuk eveneens voor
zieningen zal bevatten, het Staatsblad zal hebben
bereikt. Alhoewel het rapport der Commissie, naar
de Regering verwacht, nog in het lopende zittings
jaar aan haar zal worden aangeboden1), zal de
indiening van het wetsontwerp vermoedelijk nog
enige tijd op zich laten wachten, in verband met
de belangrijke principiële vraagstukken, die bij
deze materie in het geding zijn, en het overleg, dat
daaromtrent gepleegd zal moeten worden»
Door een incidentele wijziging in de Bioscoop
wet aan te brengen als in het bij deze Memorie
behorend ontwerp vervat, zal bereikt kunnen wor
den, dat het geschetste euvel op korte termijn,
en, naar de Regering verwacht, afdoend kan wor
den bestreden.
Van deze wetswijziging ware tevens gebruik te
maken om een nadere regeling te geven voor de
gevallen, waarin een eenmaal toegelaten film aan
een nieuwe keuring kan worden onderworpen. In
de practijk is gebleken, dat de in artikel 36 van
het Bioscoopbesluit vervatte regeling de Overheid
niet voldoende armslag biedt. De vervallenverkla-
ring kan immers, behoudens in de gevallen van
bedrog of onregelmatigheden, slechts geschieden
na verloop van ten minste een jaar na de toelating.
Het is van eminent belang, dat de commissie te
allen tijde in de gelegenheid is, wanneer de om
standigheden zich na de toelating van een bepaal
de film zodanig hebben gewijzigd, dat de vraag
rijst of de film zich nog wel verdraagt met de
openbare orde, opnieuw te keuren. Deze gelegen
heid biedt het voorgestelde artikel 16a. De redac
tie van dit artikel is door de Commissie-Sassen
binnen het raam van de door haar ontworpen
wetswijziging geconcipieerd en aan de Regering
op haar verzoek aangeboden. Ook overigens heb
ben de Ministers van Binnenlandsche Zaken en
van Justitie dankbaar gebruik gemaakt van de
door genoemde Commissie ten aanzien van het
onderhavige ontwerp gemaakte opmerkingen.
Ten aanzien van artikel I van dit ontwerp van
wet wordt verder in de Memorie van Toelichting
opgemerkt, dat de voorgestelde wijziging van de
aanhef van artikel 16 der Bioscoopwet beoogt de
kring te verruimen, waarbinnen geen andere dan
door de centrale commissie toegelaten films mogen
i) Zoals op pagina 5 vermeld, is dit inmiddels geschied.
worden vertoond, door ook de films, welke in
besloten gezelschappen in tegenwoordigheid van
meer dan vijf en twintig personen worden ver
toond, aan keuring te onderwerpen. Het nieuwe
vijfde lid biedt de mogelijkheid voor bona-fide
voorstellingen het in het eerste lid vervatte verbod
terzijde te stellen.
De redactie van het voorgestelde nieuwe artikel
16a is ontleend aan het in het ontwerp-1940 voor
komende artikel 16a. Voorgesteld wordt de be
voegdheid om te beslissen, dat een nieuwe keuring
zal moeten plaatsvinden, in handen te leggen van
de centrale commissie voor de keuring van films.
Het tweede lid verklaart de voorzitter bevoegd in
dringende gevallen, indien het voornemen bestaat
een toegelaten film opnieuw aan een keuring te
onderwerpen, de toelating van een film terstond
te schorsen.
Krachtens artikel 15, lid 2, der Bioscoopwet, zal
bij algemene maatregel van bestuur een regeling
voor ole hierbedoelde keuring gegeven moeten
worden, Hiertoe zal het bestaande Bioscoopbe
sluit met enkele bepalingen dienen te worden aan
gevuld, welke o.a. rekening houden met de om
standigheid, dat er in dit geval geen aanvrager
voor een keuring is. Het ligt in de bedoeling in
deze aanvulling tevens een beroepsrecht op te
nemen.
Door aanvulling van artikel 16, eerste lid, met
de woorden ,,en de toelating niet krachtens arti
kel 16a is geschorst", wordt verkregen, dat over
treding van het bepaalde in artikel 16a strafbaar
wordt krachtens het gestelde in het voorgestelde
nieuwe tweede lid van artikel 23.
De voorgestelde wijziging van artikel 16 brengt
mede, dat ook artikel 17 een kleine verandering
dient te ondergaan. Dit artikel heeft immers
slechts betrekking op openbare filmvoorstellingen,
hetgeen thans expressis verbis tot uitdrukking
dient te worden gebracht.
Aangezien ook de vertoning van films in beslo
ten gezelschappen voor meer dan vijf en twintig
personen aanleiding kan geven tot het verstoren
van de openbare orde, wordt voorgesteld de in
artikel 19 aan de burgemeester toegekende be
voegdheid ten aanzien van de openbare vertoning
ener door de centrale commissie toegelaten film uit
te breiden tot de eerstbedoelde vertoning.
Het preventieve toezicht, in artikel 16 bedoeld,
zal slechts effectief kunnen zijn, wanneer aan dit
artikel een strafsanctie wordt verbonden. Het
komt tevens gewenst voor het vertonen of doen
vertonen van een film in strijd met een verbod, als
bedoeld in artikel 19, strafbaar te stellen. Verder
zal de mogelijkheid moeten openstaan om de voor
werpen, waarmede de overtreding is gepleegd,
verbeurd te verklaren. De in artikel 23 voorge
stelde wijzigingen en het nieuwe artikel 23a heb
ben deze strekking.