13 rapport uitgebracht en heeft ook inderdaad ge zegd: een van de belangrijkste peilers, waarop de autonomie en het zelfbestuur van de gemeenten berusten, is een zekere mate van financiële zelf standigheid, een zekere mate van oordeel van de gemeentebesturen zelf over hetgeen zij willen uitgeven enerzijds en hetgeen zij menen in hun gemeente te moeten heffen anderzijds. In dat opzicht is deze noodvoorziening een zeer grote teleurstelling, vooral waar vele gemeenten uit de aard der zaak door de oorlog zeer hebben geleden, o.a. ook wat betreft de uitrusting van haar bedrijven. Die gemeenten zijn dus eigenlijk commercieel en ook bedrijfstechnisch verplicht het kapitaal in haar ondernemingen te vernieu wen althans, wanneer dat niet mogelijk of nog niet nodig -is, behoorlijk te laten repareren, het geen tijdens de oorlog meestal is nagelaten. Vervolgens zou ik iets willen zeggen over de quaestie van het dekkingsplan, dat de gemeenten moeten maken. De gemeente Rotterdam heeft een schuld van 200 millioen, waarvoor een dekkings plan is gemaakt. Dat dekkingsplan zal in 30 jaar worden afgewikkeld, zodat elk jaar V30 deel op de begroting dient te worden gebracht. Nu wordt er van uitgegaan, dat de gemeenten door deze noodvoorziening en in de toekomst door de defi nitieve voorziening de begroting sluitend kunnen houden. Ik vrees echter, gezien de wijze, waarop deze noodvoorziening is geconcipieerd, dat dit niet mogelijk zal zijn. Nu staat het dek kingsplan vast, maar de uitkeringen, die de gemeenten uit het Gemeentefonds zullen ontvangen, zowel de algemene uitkering als de bijzondere uitkering, staan niet vast. Mocht een gemeente b.v. om de een of andere reden menen, dat een bepaalde belasting niet moet worden geheven of dat het verkeerd zou zijn de belasting tot het volle percentage, dat het De partement voorschrijft, te heffen, dan zullen de uitkeringen worden verminderd. Er wordt hier immers niet gerekend met de opbrengst van de belasting, maar wel met het percentage, dat men eventueel zal heffen. Een gemeentebestuur zou van mening kunnen zijn, dat, wanneer het per centage van b.v. de vermakelijkheidsbelasting te hoog wordt opgevoerd, de inkomsten uit die be lasting zullen verminderen in plaats van vermeer deren; dan zegt de Rijksadministratie ik zou bijna zeggen: domweg „Dat tarief hebt u toe te passen en ik houd geen rekening met de op brengst/' Ik weet wel, dat een zekere compen satie mogelijk is door de ene belasting wat hoger en de andere wat lager te stellen. Dat behoeft de Minister mij dus niet te gemoet te voeren. Wanneer een gemeentebestuur meent, dat een bepaalde belasting niet zo sterk moet worden verhoogd, wordt de kortingsregeling over de ge- AANVULLINGSREGLEMENT BONDS- VOORWAARDEN Verzuim der vertoningsverplichting en overmacht Artikel 12. Indien de exploitant met de vertoningsverplichting in gebreke blijft, wordt de te vergoeden auteursprijs bepaald naar een opbrengst als van een uitverkocht huis gedurende alle overeengekomen voorstellingen over het tijdvak, waarin de exploitant in gebreke is. Ten aanzien van overmacht geldt het bepaalde in de artikelen 24 en 11 der Bondsvoorwaarden. hele linie toegepast. Dat zal dan ook de dekking van de schuld treffen. Het dekkingsplan zal dus ook een tekort opleveren, waardoor de gemeente opnieuw noodlijdend wordt en zij in nog sterker mate van de Rijksadministratie afhankelijk wordt. Nu treft het toch wel zeer, dat deze financiële centralisatie van de zijde van de Overheid in ver schillende gemeenten gepaard gaat met de zucht naar decentralisatie. In verschillende gemeenten is men bezig door toepassing van de wijkgedachte en wijkraden de administratie van de gemeenten en de behartiging van vele andere culturele be langen van de bevolking te decentraliseren. Hier staat nu tegenover de zeer sterke tendenz tot centralisatie van de Rijksoverheid. Dan is één van mijn bezwaren, dat wij nog steeds niet weten hoe eigenlijk het begrotings evenwicht in verschillende gemeenten wordt vast gesteld. Men zie eens het adres van de gemeente Papendrecht, waarbij die gemeente te kennen geeft recht te hebben op een bijzondere uitkering van 16.000. Dit is nu niet zulk een verbluffend groot bedrag. Deze uitkering wordt aan deze ge meente geweigerd. Deze weigering is wellicht niet definitief, maar nu gaat men onderhandelen, niet met Gedeputeerde Staten, maar met de Rijks administratie, de inspecteur van de gemeentefi- nanciën van Binnenlandse Zaken. Deze zal zeker tegen de gemeente Papendrecht zeggen: Dit en dat moet er af; dit moet zus en dat moet zo. Over haar eigen huishouding heeft de gemeente dus geen zeggenschap meer. Ik zou aan de leden, die zich voor dit onderwerp interesseren, in over weging willen geven, nog eens de lyrische ont boezemingen te lezen, die Oppenheim uit de pen vloeiden, wanneer hij het heeft over de betekenis van de autonomie en het zelfbestuur van de ge meenten, niet alleen voor de gemeenten als cor poraties, maar ook voor de burgers individueel." De heer Algera vroeg de speciale aandacht voor de kortingsregeling. ,,Ik begrijp de gedach- tengang", zeide hij, ,,die aan deze regeling ten grondslag ligt. De algemene uitkering, die de ge meenten ontvangen, werkt op vrij grove wijze. De eerste en verreweg de belangrijkste correctie

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 15