15 wanneer de kortingsregeling tot stand komt, want het gaat veel verder dan een toezicht, dat een sluitende begroting als object heeft. Gedeputeerde Staten moeten in dit systeem principieel elke post van de begroting beoordelen in deze zin, dat zij zich moeten af vragen of van elke uitgaafpost iets kan worden afgehaald en of elke inkomst, zij het ook nog zo weinig, kan worden opgevoerd, opdat maar de gelegenheid kome, dat niet het maximaal aantal op centen behoeft te worden ge heven. Dat is in optima forma het zit ten op de stoel van de raad, on danks de ontkenning in de Me morie van Antwoord van de Mi nister. Gedeputeerde Staten moe ten nagaan, welke uitgaven op de begroting zullen gehandhaafd kunnen blijven, moeten de inner lijke waarde van elke uitgaaf toetsen. Dit is, naar ik meen, het gevolg van het in voeren der kortingsregeling. En nu vraag ik mijzelf af of de eventuele bate voor de Rijksfinanciën kan opwegen tegen deze vérgaande controle van Gedeputeerde Staten met alle gevolgen voor de gemeentelijke autonomie van dien. Weer zal men de figuur krijgen, dat, de raad de verantwoordelijkheid afschuift op het toezichthoudend orgaan. Hier ligt weer een bron van vele conflicten. Ik heb er geen bezwaar tegen, dat de Ministei een maatregel neemt, zoals hij in de Memorie van Antwoord aankondigt, nl. een wijziging in de begrotingsvoorschriften 1931, welke ten doel zal hebben de gemeenten meer dan tot heden te ver plichten zich er rekenschap van te geven, dat de inkomsten en uitgaven van jaar tot jaar in even wicht behoren te zijn en dienovereenkomstig de controle door Gedeputeerde Staten te doen uit oefenen, maar ik heb inderdaad ernstig bezwaar tegen een veel verder gaande controle, die de kortingsregeling naar het oordeel van de Minis ter moet meebrengen." Ten antwoord op deze en andere opmerkingen der Kamerleden zeide de heer Witteman, Minister van Binnenlandse Zaken, o.m.: ,,Ik wil er op wijzen, zoals door verschillende sprekers ook is gedaan, dat het hier betreft een noodvoorziening. We hebben hier niet te maken mÊmï Gezicht op een deel van het dak der synchronisatiehal met op de achtergrond Amsterdam-Zuid. De spanning van 2 mefer en het gewicht van het betonnen dak vragen een zware bewapening. met een definitieve voorziening, die meerdere verlangens van Kamer en Regering zou bevre digen, maar het is een noodvoorziening, die een grote stap voorwaarts betekent naar het doel, dat wij ons stellen, nl. nog grotere zelfstandig heid van de gemeenten. Wij moeten dus bij deze noodvoorziening, die wordt getroffen in een tijd, waarin de Rijksfinanciën ook in grote nood ver keren, rekening houden met de huidige situatie. Welnu, deze situatie duldt nu eenmaal niet, dat men belastingbronnen ongebruikt laat, dat men laat ontstaan belasting-oases, dat men de gemeen ten kan geven een geheel eigen belanggebied, waarmee zij naar vrije beschikking kan handelen. Dit is nu zeker niet mogelijk, dat zou onduldbaar zijn in de toestand, waarin 's lands financiën zich op het ogenblik bevinden, maar ik vraag mij af of dit ooit in ons land zal kunnen worden ge duld, ook in de toekomst. Zou het in ons land uit een oogpunt van rechtvaardigheid kunnen worden geduld, dat er weer gemeenten komen, die volkomen vrij zijn zich zelf te financieren, die in het geheel geen rekening behoeven te houden met het algemeen belang en met een be hoorlijke verdeling van de lasten? Naar mijn me ning niet, al hopen wij allemaal, dat er weer eens een tijd zal komen, dat weer ruimere armslag aan de gemeenten kan worden gegeven dan helaas in deze noodvoorziening mogelijk is. Ik moge in dit verband, al is het volkomen overbodig, de aandacht van de commissie-Oud nog eens op dit punt vestigen. ifpiilll

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 17