c.
17
wat de gemeenten heffen en wat zij zouden kun
nen heffen.
Mijnheer de Voorzitter! Ik ben ook hard ge
vallen over de vermakelijkheidsbelastingDaar
over zijn enige circulaires tot de gemeentebestu
ren gericht, circulaires, die niet de bedoeling
hadden een zeker dictatuur uit te oefenen, maar
die meer moeten worden opgevat als wijze raad
gevingen van de Minister van Binnenlandse Za
ken. Deze circulaires, die de Minister aan de ge
meentebesturen in hun eigen belang heeft doen
toekomen, werden steeds milder gesteld. Dat kan
men mij niet verwijten. Men zou kunnen zeggen:
Gij hebt in de eerste circulaire blijkbaar over
vraagd. Dat is een van de verwijten, die ik de
vorige keer van een ander geacht Kamerlid heb
gekregen. Dat is mij niet erg bevallen. Wanneer
ten gevolge van overleg of van nadere aandrang
van belanghebbende kringen de Regering tot een
milder standpunt komt, moet men de Regering
niet verwijten, dat zij van het begin af aan niet
dat mildere standpunt heeft ingenomen. Dat is
een gevaarlijke opmerking van de kant van de
Kamer, want zij zou de Regering, gevoelig als
zij is voor opmerkingen van de Kamer, er toe
kunnen brengen voortaan aan het overleg, waar
op zij prijs stelt, minder plaats te geven."
De heer Willems: ,,Is dit overleg over de ver
makelijkheidsbelasting er wel geweest?"
De heer Witteman, Minister van Binnenlandse
Zaken: ,,Er is in ruime mate overleg geweest. Wij
staan altijd open voor overleg.
De circulaire van Januari gaf meer vrijheid en
nu is een algemene maatregel van bestuur geko-
men, waarin de vrijheid nog groter is geworden»
Daarin wordt alleen gesproken van de percentages
van 35 voor de bioscopen en van 20 voor de
andere vermakelijkheden. Ik moge er* op wijzen,
dat er geen tegenspraak bestaat tussen die alge
mene maatregel van bestuur en de circulaires,
want als in de algemene maatregel alleen genoemd
zijn de percentages 35 en 20, moet de Kamer goed
weten, dat dit zijn de absolute minima voor de
toepassing van de kortingsartikelen. Dat wil niet
zeggen, dat de Minister de gemeenteraden nu
maar aanbeveelt de verordeningen, die op grond
van de circulaires zijn tot stand gekomen, weer
in te trekken. Dat zou ik de gemeenten ten sterk
ste willen afraden. De bedoeling is geweest, voor
de werking van het kortingsartikel de gemeente
besturen meer vrijheid te laten een lager percen
tage aan te houden, ook ter vereenvoudiging. Ik
blijf de gemeentebesturen in hun eigen belang
aanraden uit deze belasting te halen, wat er uit
te halen is, want het is bekend, dat de baten van
deze belastingen voor de gemeenten zijn en dat
men door meer uit deze belasting op de ver
makelijkheden te halen een des te grotere vrr -
heid krijgt om andere belastingen, die de ge
meenten minder sympathiek zijn, te drukken.
Mijnheer de Voorzitter! In het voorgaande heb
ik, zij het in het wat snelle tempo, dat mij nu
eenmaal eigen is, de verschillende sprekers beant
woord. Ik wil niet nalaten nog enkele punten uit
de afzonderlijke redevoeringen naar voren te
brengen. U veroorlooft mij. Mijnheer de Voor
zitter, dit enigszins kort te doen, omdat wij anders
door deze zaak niet heenkomen.
Van tijd tot tijd gaan er van mijn Ministerie
circulaires aan de gemeentebesturen uit. Ik wijs
er op, dat men ten deze niet mag spreken, zoals
de geachte afgevaardigde de heer Sweens, van
een zekere dictatoriale neiging, maar dat men
deze circulaires moet opvatten als wijze raad
gevingen aan de gemeentebesturen in hun eigen
belang. Genoemd zijn de circulaires over de open
bare vermakelijkheden en de investeringen. Ik
neem als voorbeeld de eerste. Laat men mij aan*
tonen, Mijnheer de Voorzitter, dat er maar één
verordening van een gemeente op de vermake
lijkheidsbelasting door het Departement is afge
keurd of teruggezonden! Dat is niet gebeurd!
Het enige is, dat wij de gemeentebesturen aan
raden zoveel mogelijk uit de belasting te halen,
uitsluitend in hun eigen belang. Willen zij dat
niet doen, dan moeten zij het zelf weten. Dan zal
het zijn nadelige invloed hebben bij de toepas
sing van het kortingsartikel, wanneer zij er niet
in slagen op een andere manier te compenseren,
wat zij op de ene manier te kort komen.
REGLEMENT TER ZAKE VAN DE FILMVERTONING
Artikel 1.
A.
Het is aan de leden-exploitanten van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond niet toegestaan om in een
zelfde vertoningsweek, als bedoeld in artikel 3 van
de „Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur
van Films", meer dan één hoofdfilm per theater te
vertonen of aan te kondigen.
B.
Onder dit verbod valt niet het vertonen van hoofd
films in gemeenten, waar ten hoogste twee gewone
permanente bioscopen zijn gevestigd, in welke ge
meenten de leden in eenzelfde vertoningsweek niet
meer dan twee hoofdfilms en in eenzelfde voorstelling
en per dag niet meer dan één hoofdfilm mogen ver
tonen.
Voor zover leden-exploitanten van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond één of meer reizende bioscopen ex
ploiteren, is het aan hen niet toegestaan om gedurende
de tijd, dat zij op achtereenvolgende dagen in een
zelfde plaats voorstellingen geven, op die dagen in
die plaats meer dan één hoofdfilm te vertonen.