18
IN „Film", een orgaan voor filmkunst dat
verschijnt onder auspiciën van de Neder
landse Federatie voor Filmkringen, maakte
de filmrecensent van ,,Het Vrije Volk", ie
heer J. A. Wiersma, onder de titel „Com
mentaar" kort geleden enige rake opmerking over
het beleid van de Overheid in verband met de
verhoging van de vermakelijkheidsbelasting voor
filmvoorstellingen. Aan dit artikel ontlenen wij
het volgende:
„Wat ons vooral treft in deze maatregel, dat
is de discriminatie van de filmkunst. Door deze
maatregel wordt alles wat film is over één kam
geschoren. Hier wordt geen rekening gehouden
met het feit, dat er zowel films zijn van géén
artistieke en culturele betekenis, als films van
artistieke èn culturele waarde èn films van zéér
kunstzinnig gehalte, die cultureel eveneens op
hoog niveau staan. Deze differentiatie in de pro
ductie zet zich ook door in die van de theaters.
Er zijn avantgarde-theaters, die van de aanvang
af hun selectie zeer bewust richtten op films van
het hoogste kunstzinnige en/of culturele gehalte.
Doch er zijn eveneens theaters van andere dan
avant-gardistische afkomst, waar men in de pro
grammering eenzelfde selectie toepast. Dit is een
ontwikkeling, die toe te juichen is, die differen
tiëring en selectie van het publiek bevordert, Dit
is overal ter wereld zo. Bovendien is er een, even
eens over de hele wereld vertakte, organisatie
van filmvrienden, die jaar in jaar uit, met wis
selend succes, gestreefd heeft bewust gestreefd
zowel naar erkenning, in en buiten de pro
ductie van de filmkunst als zelfstandige uitdruk
kingsvorm, als naar verhoging van de culturele
waarde van de cinegrafie.
En dan zijn er nog de honderdtallen culturele
verenigingen, die voor hun leden in speciale voor
stellingen een keuze doen uit de beste en cultu
reel meest waardevolle films en, dus doende, de
waardering voor de goede film bevorderen. Dat
dit streven resulteren moet in een verbetering
van het gehalte van de te produceren films vindt
allerwege erkenning. Al deze vormen van stimu
lering van de productie en van de consumptie
van de goede film kunnen door een rigoureuze
belastingverhoging ook en vooral als die ge
heel of voor een deel doorberekend zou mogen
worden worden bedreigd»
Want wat zal er het gevolg van kunnen zijn?
Dat de exploitanten, die thans mede gestimu
leerd door aanbevelingen zoals het praedicaat
„Film van de Maand" van de Nederlandse
Filmclub, bijzondere of goede, cultureel waar
devolle films in hun programma's nemen, die
zeker risico's meebrengen, de weg van de minste
weerstand zullen volgen en uitsluitend „kasmag
neten" of „krakers" zullen inzetten. Dat betekent
dus op z'n slechtst: rommel, op z'n best: onbe
nulligheden. Te verdedigen is het niet, wél te
begrijpen. Al zal de man daarmee op den duur
in eigen vlees snijden. Daarmee zal de goede
film-appreciatie tegengewerkt worden.
Dit geldt met name ook voor het platteland.
Het behoeft geen betoog, dat dit gehele complex
van strevingen ter verhoging van het artistieke
en culturele peil van de film in toenemende mate
steun behoeft, medewerking en bevordering door
wie en waar het maar kan. Nu zal men kunnen
aanvoeren, dat deze terugslag tijdelijk zal blijken
te zijn, dat men er aan went, dat de tegenstand
wel weer af zal nemen en dat men dan rustig
door zal kunnen gaan. Doch dan ontkent men
toch de betekenis van deze ongedifferentieerde
bureaucratische stunt, die geen onderscheiden
kent.
Want wat gebeurt hier? Van de culturele
waarde van de filmkunst is zo langzamerhand
iedereen overtuigd. Zélfs onze regering, zult ge
zeggen. Want die heeft toch aan het Departe
ment van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
een afdeling Film, die zich de gehele dag door
zorgen maakt over de Nederlandse filmcultuur,
die tot taak heeft, de cultureel waardevolle film
te verdedigen enzovoorts enzovoorts. Dat is zo.
Doch hoe laat het zich dan rijmen, dat een ander
Departement, hier Financiën, het effect van de
zorgen van de Princessegracht volkomen annu
leert? Dit is belachelijk, doch géén bewijs van
secuur beleid. Men heeft hier namelijk verzuimd
onderscheid te maken tussen cultureel waarde
volle films en zuiver amusementsmiddel. Hoewel
de goede amusementsfilm niet van culturele waar
de verstoken behoeft te zijn. Integendeel! Doch
het grievende, vooral voor allen, die van de
culturele, van de intellectueel- en kunstzin-
nig-vormende waarde van de goede film
overtuigd zijn, is, dat men deze waarden
eenvoudig ontkent door alles over één kam te
scheren. Men miskent hiermede de geestelijke
waarden van een middel van volksopvoeding, dat,
hoe bescheiden het op dit ogenblik mag werken,
enorme mogelijkheden in zich draagt bij een ver
antwoord beleid, In dat beleid schiet de regering
over de gehele lijn tekort/'
TOELATING LIDMAATSCHAP
Tot het lidmaatschap zijn toegelaten:
de heer J. J. Luyckx. exploiterende de Luxor
Bioscoop te Zundert;
de Firma Gebrs. Van Opbergen, exploiterende
het Thalia Theater te IJmuiden.
COMMENTAAR