in zake Reizende Bioscopen, hetwelk is vast gesteld door de Ledenraad van de Nederland- sche Bioscoop-Bond op 16 October 1939. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Ledenraad van de Neder- landsche Bioscoop-Bond dd. 24 Au gustus 1948. BEDRIJFSBESLUIT IN ZAKE DE UITVOE RING DER DEVIEZENREGELING De Ledenraad van de Nederlandsche Bioscoop- Bond, OVERWEGENDE: dat ten behoeve van de import van belichte films betalingscontingenten zijn respectievelijk worden beschikbaar gesteld, waarvan het beheer is, respectievelijk wordt opgedragen aan de Bond; dat deze betalingscontingenten gesplitst zijn in maxima voor U.S.A, dollars en andere valuta; dat de beschikbaarstelling van deze contingen ten een regeling van het verbruik noodzakelijk maakt; Gezien het bepaalde in de artikelen 2, 15, 25 en 31 der Statuten en het Bedrijfsreglement ter zake van de Filmvertoning; STELT VAST HET VOLGEND BEDRIJFS BESLUIT: Artikel 1 De leden-bioscoopexploitanten zijn gehouden in de 26 vertoningsweken van 27 Augustus 1948 tot 25 Februari 1949 gedurende ten minste acht weken hoofdfilms te vertonen, welke niet zijn ver vaardigd in de Verenigde Staten van Noord- Amerika en waarvoor geen dollars betaald wor den respectievelijk geen dollarschuld ontstaat. De leden-bioscoopexploitanten zijn gehouden in de 26 vertoningsweken van 25 Februari 1949 tot 26 Augustus 1949 gedurende ten minste zes weken hoofdfilms te vertonen, welke niet zijn vervaar digd in de Verenigde Staten van Noord-Amerika en waarvoor geen dollars betaald worden respec tievelijk geen dollarschuld ontstaat. Artikel 2 Op het Bureau van de Nederlandsche Bio scoop-Bond wordt bijgehouden een lijst, waarop voor iedere bioscoop vermeld zijn de hoofdfilms, welke daarin van 27 Augustus 1948 af zijn ver toond en het land van herkomst dezer films. Artikel 3 In afwijking van het bepaalde in artikel 8 van het Bedrijfsreglement ter zake ener Aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films dd. 8 Januari 1946 zal elke hoofd film voor elke bioscoop afzonderlijk worden ver huurd met dien verstande, dat het al dan niet aan gaan van een vertoningsovereenkomst voor een hoofdfilm niet afhankelijk is van het aangaan van een of meer vertoningsovereenkomsten voor an dere films. Artikel 4 De verhuurder van een hoofdfilm is verplicht na de bedrijfsvoorstelling van zulk een film een wat betreft vertoningsmogelijkheden en condities redelijk bod hetwelk per aangetekende brief kaart is gedaan te accepteren binnen vier we ken, nadat het bod is gedaan, althans de desbe treffende hoofdfilm voor vertoning in de desbe treffende gemeente binnen die termijn te verhuren. Gebrek aan overeenstemming over de vraag, of het bod al dan niet redelijk is, wordt beschouwd als een geschil in dde zin van artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement. Artikel 5 Het Hoofdbestuur kan op door dit Bestuur na der te bepalen wijze geheel of ten dele dispensatie verlenen van bepalingen van dit besluit. Artikel 6 Overtredingen, respectievelijk niet-nakoming van de bepalingen van dit besluit, waaronder be grepen het doen van onjuiste of onvolledige op gaven in vertoningsovereenkomsten zijn hande lingen in strijd met de belangen van het film- en bioscoopbedrijf en van de betrokken bedrijfsgroep, zodat hierop artikel 15 der Statuten van toepas sing is. Artikel 7 Het Hoofdbestuur is belast met de uitvoering van dit Besluit, waaronder mede te verstaan het uitvaardigen van zodanige voorschriften als nodig zijn om de toepassing van dit Besluit te verzeke ren en de verplichtingen, welke het Hoofdbestuur ten aanzien van het beheer van en de controle op de door de Overheid ter beschikking gestelde be talingscontingenten is aangegaan, na te komen. Artikel 8 Dit Besluit, hetwelk een Bedrij f sbesluit is in de zin van artikel 25 der Statuten, kan worden aan gehaald als ,,Bedrijfsbesluit Deviezenregeling". Het treedt in werking op 27 Augustus 1948. Aldus vastgesteld in de vergadering van de Ledenraad van de Neder landsche Bioscoop-Bond dd. 24 Au gustus 1948. Het Hoofdbestuur: M. P. M. VERMIN, Voorzitter. JOH. MIEDEMA, Secretaris. De Ledenraad: J. G. J. BOSMAN, Secretaris.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 11