21
het onwaarschijnlijk zou blijken, dat zij lonend is.
De Amerikaanse filmindustrie kan nauwelijks
zo verwonderd zijn over wat gebeurd is, als zij
wel voorgeeft. Voor het ogenblik heeft zij klaar
blijkelijk speeltijd genoeg in de Britse bioscopen
en zij vergeet maar al te gemakkelijk, dat de
genesis der Britse filmwetgeving haar oorsprong
vond in de monopolistische practijken, die zij in
Europa introduceerde. Ten gevolge van het feit,
dat de Amerikaanse producenten grote bioscoop-
circuits bezitten, is het voor Britse films moeilijk
in de Verenigde Staten tot vertoning te geraken,
evenals het voor de Amerikaanse producenten
thans moeilijk is hun films in de grote Britse pre
mière-theaters te brengen, als zij niet in finan
ciële of andere relatie staan tot een van de Britse
circuits. In de Verenigde Staten zelf worden de
monopoliepractijken van de filmindustrie onder
worpen aan een steeds intensiever onderzoek van
Overheidszijde.
Het onderhavige twistpunt is niet, zoals de
Amerikaanse klachten suggereren, alleen maar
een betoog voor de vrije uitwisseling van ideeën.
Dat zou de kwestie op een al te hoog plan plaat
sen en geeft overigens blijk van een onverbeter
lijke neiging om over de filmindustrie op een al
te geleerd niveau te discuteren. Het primaire
belang van de filmfirma's is het grote publiek
verantwoord amusement te bieden in een be
hoorlijk en gestadig productietempo de bio
scopen moeten in de gelegenheid worden ge
steld hun programma's regelmatig te wisselen.
Kunstzinnige impulsen zullen steeds weer hun
invloed doen gelden, maar zij zijn niet de drijf
veer van de filmproductie en men kan ook niet
verwachten, dat zij dit zullen worden, zolang een
regelmatige stroom van producten vereist is. De
Amerikanen zijn gebelgd over Engeland's econo
misch nationalisme op filmgebied, niet in de eerste
plaats, omdat het aan de vrije uitwisseling van
ideeën moeilijkheden in de weg zou leggen, maar
omdat het afzetgebied voor Amerikaanse films
er door verkleind wordt op een tijdstip, dat andere
landen eveneens een restrictieve tactiek nastreven.
Opportunisme in net Britse lilniDeleia
Een Amerikaanse handelsorganisatie kan niet
verwachten geraadpleegd te worden, indien door
de regering van een ander land, i.c. de Britse
Overheid, een quota wordt gefixeerd. Maar in
dien de regering met deze handelsorganisatie over
een overeenkomst onderhandelt, waarbij zij de
invoerrechten vermindert, waarop de Amerikanen
hun .normale" export naar Groot-Brittannië her
vatten, dan is het niet te verwonderen, dat be
doelde handelsorganisatie een verklaring zoekt
voor een zo sterke verhoging van het quota
percentage.
Het ongeluk wil, dat het beleid van de Britse
regering ten aanzien van de film geen vaste
koers heeft gevolgd. Men heeft niet voldoende
gepeild en gemeten en maar gevaren op een ge
gist bestek onder de druk van de omstandigheden
en van de belangen van bepaalde secties van het
filmbedrijf; het vormt geen afgerond geheel en is,
althans in Amerikaanse ogen, onsamenhangend.
Sommige maatregelen werden al te haastiglijk
bekokstoofd, terwijl vele vraagstukken, die de
grootste bezorgdheid veroorzaken, nog op een
oplossing wachten. Van regeringszijde is nooit
een heldere uiteenzetting gegeven, en de Ame
rikanen, evenals anderen, kunnen slechts gissen.
Vele waarnemers zijn van mening, dat de juiste
oplossing is: scheiding van productie en exploi
tatie. Deze opvatting wordt in brede kringen van
het Amerikaanse filmwezen gedeeld, maar is niet
in overeenstemming met de bedrijfstactiek der
,.mayor companies", die streven naar een meer
gemeenschappelijke actie in de industrie. De on
vermijdelijke hoge kosten der filmvervaardiging
en de daaruitvolgende noodzakelijkheid van grote
afzetmarkten en intensieve verhuur ten einde de
kosten te dekken, maken het moeilijker de neiging
tot enge aaneensluiting en gemeenschappelijke
actie te weerstaan, dan werkelijke concurrentie.
De Amerikaanse critici hebben ongetwijfeld
gelijk met de nadruk te leggen op een vrijere
uitwisselinq van ideeën en een door niets belem-
merde handel, zoals in het Handvest voor Inter
nationale Handelsorganisatie van Havanna is om
schreven. Maar de voorstellen der Amerikaanse
filmorganisaties in zake een oplossing van het
Britse quotavraagstuk, doen, evenals de maat
regelen der Britse regering, in feite niet meer dan
slechts wijzen in de gewenste richting.
Al met al mogen deze regeringsexperimenten een
afschrikwekkend voorbeeld zijn voor de democrati
sche landen, waar het ingewikkeld bestel op film
gebied zijn impulsen ontvangt van onderop, geleid
langs wegen, door de ervaring van de bedrij f sge-
noten uitgestippeld, zij het uiteraard op punten,
waar het algemeen belang wordt geraakt, in over
leg met, en zo nodig onder controle van de Over
heid, i
TOELATING LIDMAATSCHAP
Vervolg van pag. 15)
de NV. Maatschappij tot Exploitatie van het
Schouwburg Gebouw te Herenveen, p/a Brouwerij
d'Oranjeboom te Rotterdam, die de exploitatie van
de bioscoop in het Schouwburg Gebouw te He
renveen heeft overgenomen van de NV. Groens
Café- en Restaurantbedrijven; directeur der nieu
we NV. is de heer F. Groen;