ftET AANBRENGEN VAN <^)EIN VERNEEMTEKENS 22 HOE HET WEE EN HOE HET NIET MOET eiï Op deze plaats willen wij nogmaals enige aan dacht besteden aan het nog steeds veelvuldig voorkomende euvel van het nodeloos beschadigen der films voor het aanbrengen van start- en over- neemtekens. Dezer dagen kwamen wij weer eens in het bezit van een treffend staaltje van „hoe het niet moet". Een filmverhuurder zond ons namelijk enige delen uit een zijner films, die door grote krassen dwars over het beeld voor verder gebruik ongeschikt waren gemaakt. Daarvan drukken wij hierbij een stukje af, met ernaast enkele beeldjes uit een andere film, waarop is aangegeven op welke wijze het dan wel moet en ook kan, zonder de film nodeloos te vernielen. Over de verkeerde manier zullen wij niet nader uitweiden. Met betrekking tot de correcte wijze waarop start- en overneemtekens op de films die nen te worden aangebracht, willen wij echter enige nadere bijzonderheden publiceren welke naar wij vertrouwen door de leden, voorzover juist foutief nodig, ter kennis van hun cabine-personeel zullen worden gebracht met de instructie, daaraan in den vervolge stipt de hand te houden. Start- en overneemtekens moeten op het doek in de rechterbovenhoek komen en wel dusdanig, dat het publiek niet aan het einde van iedere spoel getracteerd wordt op een portie bliksemschichten, zoals dit bij de bovenaangegeven foutieve werk wijze zal geschieden; de tekens dienen uitsluitend te worden opgemerkt door ingewijden, voor wie zij immers zijn bestemd. Om de tekens op boven genoemde plaats op het projectiedoek te krijgen, moeten zij op de gladde kant van de film in de linkerbovenhoek worden aangebracht en wel op ten hoogste 3 a 4 achtereenvolgende beeldjes. De enige juiste manier is nu dat men met be hulp van een perforator uit een stukje zwarte film een aantal ronde schijfjes ponst, welke met een druppeltje filmlijm op de gewenste plaatsen wor den geplakt. Zoals gezegd worden deze schijfjes geplakt op de gladde kant van de film in de linker bovenhoek van het beeld, waarbij er op gelet moet worden, dat steeds de doffe kant boven komt te zitten, opdat de aangebrachte tekens, zo nodig, weer kunnen worden verwijderd door de emulsie van de opgeplakte schijfjes af te vegen. De tekens worden dan onzichtbaar. Is de film op de plaats waar de tekens moeten worden aangebracht te donker om het zwarte balletje, dat men op het doek te zien zal krijgen, duidelijk waar te nemen, dan kan er met de punt van een schaar of een ander scherp voorwerp, een dun cirkeltje omheen worden getrokken (uiter aard op de emulsiezijde van de filmV Op het doek ziet men in dat geval een wit cirkeltje met zwarte kern. Dat is afdoende. En nu volledigheidshalve nog iets over de juiste plaats der start- respectievelijk overneemtekens. Wij citeren hiervoor het volgende uit de schrifte lijke operateurscursus: „Het eerste startteken komt op ongeveer 3,8 meter voor het einde en het eerste overneemteken op 22 beeldjes voor het einde. Dit laat bij 24 beeldjes per seconde voor het aanlopen der twee de projector een tijd van ongeveer 8 seconden beschikbaar. Nu moet worden vastgesteld hoeveel meter film de aanlopende machine in die 8 secon den gebruikt, gerekend vanaf het moment van inschakelen. Dit dient voor iedere machine afzon derlijk te worden beproefd, want het luistert O 't ;ï'\Uïi-jii.-ï.£*».....±.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 24