32 hetgeen door de wederpartij is betoogd, in hoofdzaak heeft verklaard, dat Fox Movietone te Parijs zonder overleg met eiseres te plegen het zogenaamde symposium over H.M. Koningin Wilhelmina heeft samengesteld; dat hij bij het proefdraaien van het journaal natuurlijk heeft geconstateerd dat er naast de opnamen van de Koninklijke familie in het buitenland, dus buitenlandse opnamen, veel Nederlandse op namen in voorkwamen, doch dat hij veronderstelde, dat Fox Movietone van deze opnamen geen gebruik zou maken, indien zij daarvan de auteursrechten niet zou bezitten; dat hem Vrijdagmiddag 27 Augustus telefonisch door eiseres is medegedeeld, dat de rechten van meerdere opnamen uit het journaal aan haar toebehoorden; dat hierop onmiddellijk is getracht telefonisch contact met Parijs te krijgen, hetgeen eerst later gelukte; dat intussen aan eiseres is gevraagd of zij voor een financiële regeling te vinden zou zijn, wat echter werd geweigerd; dat Parijs later op de dag telefo nisch heeft toegezegd alles in het werk te zullen stellen om het journaal te doen vervangen; dat hier geen sprake is van opzet, daar voor het onderhavige journaal geen en kele reclame is gemaakt; dat Mr4 de Gavere namens gedaagde alsnog in hoofdzaak aan dit betoog heeft toegevoegd, dat gedaagde de ge maakte vergissing direct heeft erkend, doch bijv. niet tot het couperen van de bewuste opnamen kon overgaan, om dat eiseres niet dadelijk kon opgeven om welke scènes het ging; dat met het woord schadeloosstelling in het door de tegenpartij in het geding gebrachte telegram van 28 Augus tus aan eiseres bedoeld wordt dat gedaagde bereid was voor het gebruik van het journaal te betalen; dat gedaagde blijft betwisten dat werkelijke schade is geleden; dat de arbiter de heer W. F. Dubbeldeman hierna onder andere heeft gevraagd op welke gronden door eiseres het accepteren van bedoelde schadeloosstelling is geweigerd; dat de heer Ochse namens eiseres hierop heeft geantwoord, dat eiseres de beperkingen van haar auteursrechten in haar verkoopcontracten heeft vastgelegd en in, principe nimmer een transactie aangaat met iemand die wederrechtelijk van deze auteursrechten gebruik maakt; dat zij in zulk een ge val niet met de schender der rechten in onderhandeling treedt, doch uitsluitend schadevergoeding eist via de daar toe aangewezen rechterlijke instantie; dat de Commissie zich hierna in raadkamer heeft be geven en dat na beëindiging der beraadslaging de Voor zitter aan partijen heeft medegedeeld: a. dat de Commissie toewijst de vordering van eiseres om gedaagde te verbieden de door haar uitgebrachte op namen, waarvan de auteursrechten bij eiseres berusten, verder te vertonen of in vertoning te doen of laten brengen, zulks op straffe van een dwangsom van 1000.voor iedere vertoning die mocht plaats vinden na de laatste middagvoorstelling van Maandag 30 Augus tus 1948; b. dat aan eiseres de verplichting wordt opgelegd bin nen 14 dagen aan de Commissie een opgave te ver strekken van de opnamen in het cnde.w rreiijke jour naal, waarvan zij de auteursrechten bezit; IN AANMERKING NEMENDE VOORTS: dat eiseres op 18 September 1948 bovenbedoelde op gave aan de Commissie heeft verstrekt en dat daarvan af schrift ter kennisneming aan gedaagde is toegezonden; dat van deze opgave een afschrift aan dit vonnis is ge hecht en welke opgave wordt beschouwd als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen hierna heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 3 November 1948 ten kantore van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luy- kenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen de heren B. D. Ochse en Dr. E, D. Hirsch-Ballin, respectievelijk gemachtigde en advi seur van eiseres, alsmede de heren L. Groen en Mr. W. de Gavere, respectievelijk gemachtigde en rechtskundig raadsman van gedaagde; dat de Commissie vervolgens in aanwezigheid van par tijen de journaalfilm waarover dit geschil handelt heeft bezichtigd; dat de Voorzitter aan eiseres heeft gevraagd, haar eis om gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de schade door de reeds plaats gevonden en nog plaats vindende vertoningen geleden, tot een bedrag van 1000.per vertoning, of zoveel minder als de Commissie zal vermenen te behoren, nader te preciseren; dat de heer B. D. Ochse namens eiseres hierop in hoofd zaak heeft geantwoord, dat het in dit geval zeer moeilijk is de geleden schade precies vast te stellen: dat is gebleken, dat de auteursrechten van een derde gedeelte van het journaal aan eiseres toebehoren; dat indien op grond hier- van een derde van. de filmhuuropbrengst van het journaal door gedaagde aan eiseres zou zijn aangeboden, zij dit niet zou hebben geaccepteerd, omdat zij aan haar opnamen een grote waarde toekent; dat eiseres nimmer bereid gevonden zou kunnen worden haar opnamen aan derden voor ver toning in Nederland ter beschikking te stellen; dat indien het voorafgaande voor de Commissie een handleiding zou kunnen vormen om tot vaststelling van een redelijke ver goeding te geraken, eiseres zich daarmede zou kunnen verenigen; dat het er eiseres primair om te doen is recht te verkrijgen; doch dat zij daarenboven schade vordert, omdat gedaagde willens en wetens is voort gegaan met onrechtmatige vertoning van het journaal; dat de hieruit voortvloeiende morele schade moge blijken uit het feit, dat ten tijde van het uitbrengen van de gewraakte journaal- film een groot aantal exploitanten juist eiseresses film „Moeder des Lands" had afgenomen; dat bedoelde exploi tanten zich na ontvangst van het journaal van gedaagde als het ware door eiseres misleid gevoelden, temeer daar de slotscènes van beide films precies gelijk zijn; dat Mr, de Gavere replicerende namens gedaagde in hoofd zaak heeft verklaard, dat eiseres betoogt nimmer bereid te zijn haar opnamen voor vertoning in Nederland aan derden af te staan, dat in dit geval moeilijk beweerd kan worden dat schade is geleden; dat gedaagde persisteert bij haar opvatting alles te hebben gedaan om de door Fox Movietone Parijs gemaakte fout zo spoedig mogelijk te herstellen; dat eiseres door het feit, dat gedaagde haar journaal uit de roulatie heeft moeten nemen in zeer ruime mate morele satisfactie heeft ontvangen en dat zij het der halve onjuist acht ook nog een morele schadevergoeding te eisen; dat afgezien hiervan gedaagde van mening is dat alleen werkeh'jke in het bedrijf geleden schade kan worden geclaimd en eventuele morele schade in dit geval ook civiel rechtelijk niet voor vergoeding in aanmerking kan komen; dat de heer Ochse namens eiseres hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat van de zeer belangrijke hoeveel heid filmmateriaal, welke zich in eiseresses archieven be vindt, jaarlijks slechts relatief kleine gedeelten opnieuw wórden gebruikt; dat hierdoor op een gegeven moment een geringe metrage voor eiseres een enorme waarde kan ver tegenwoordigen; dat zich bij de jubileumfeesten zulk een geval heeft voorgedaan en dat gedaagde, door van een gedeelte van eiseresses materiaal gebruik te maken, haar belangrijke schade heeft berokkend; dat Dr, Hirsch-Ballin namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard dat in tegenstelling tot hetgeen door de weder partij is beoogd bij auteursrechten-kwesties de hoofdzaak is: dat het eveneens onjuist is dat iemand die auteursrechten schendt, vrij uit gaat indien geen schade kan worden aan getoond, integendeel; dat Mr. de Gavere namens gedaagde hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat gedaagde het met deze opvatting niet eens is; dat bij gebrek aan bewijs voor de geleden

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 34