33 schade een middenweg moet worden gezocht hetgeen hier niet mogelijk is omdat eiseres bij voorbaat heeft verklaard geldelijke vergoeding van gedaagde te willen accepteren; dat eiseres de eventuele schade zelf had kunnen beperken door gehoor te geven aan gedaagdes verzoek om een op gave van de betrokken opnamen te verstrekken opdat deze uit de onderhavige journaalfilm verwijderd hadden kunnen worden; dat de heer Ochse namens eiseres naar aanleiding hiervan in hoofdzaak heeft medegedeeld, dat het technisch niet mogelijk was onmiddellijk op te geven over welke opna men het ging; dat ook al was dit wel mogelijk geweest, couperen zou zijn uitgesloten, omdat de opnamen van eise res over het gehele journaal zijn verdeeld en het. wegnemen daarvan het journaal mede in verband met de daarop aan gebrachte dialoog onvertoonbaar zou hebbe/i gemaakt; dat afgezien hiervan couperen van een buitenlands journaal op grond van de Bioscoopwet slechts is toegestaan indien een bepaald onderwerp in zijn geheel wordt verwijderd; dat het evenwel niet is toegestaan bepaalde scènes die tezamen een onderwerp vormen, te couperen; dat het journaal in kwestie slechts over een onderwerp handelt, zodat couperen is verboden; dat de Regerings-voorlichtingsdienst nog niet precies heeft kunnen opgeven welke telegram- en andere kosten zij in deze kwestie heeft moeten maken en dat hij deze derhalve heeft geschat op maximaal 100.dat zo spoedig mogelijk een juiste specificatie zal worden inge diend; dat Dr. Hirsch-Ballin namens eiseres hierna nog een uit eenzetting heeft gegeven omtrent de hantering van het begrip immateriële schade in de rechtspraak, waarbij hij verklaart, dat eiseres het in dit opzicht in genen dele met de opvatting van gedaagde eens is; dat de heer Groen namens gedaagde ten slotte in hoofd zaak heeft verklaard, dat hij ook al zou het journaal daar door practisch onvertoonbaar zijn geworden tot coupering van de gewraakte opnamen en aanvulling daarvan door ander materiaal van gedaagde zou zijn overgegaan, omdat hem geen andere keus overbleef; dat Mr. de Gavere ten slotte namens gedaagde heeft ver klaard, dat gedaagde er bij blijft, dat zonder bewijs geen vergoeding van immateriële schade kan worden geëist; OVERWEGENDE: dat eiseres zowel als gedaagde lid zijn van de Neder- landsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen le den onderling met uitsluiting van de burgerlijke rech terzijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde erkend, althans niet betwist heeft, dat haar journaalfilm „Internationaal Nieuws No. 35", die van Vrijdag 27 Augustus 1948 af in verschillende Nederlandse bioscopen is vertoond, een aantal opnamen door eise res met haar brief van 18 September 1948 gespecificeerd bevat, waarvan de auteursrechten alleen en uitsluitend toe komen aan eiseres, die deze opnamen heeft gemaakt; dat gedaagde, nadat zij door eiseres op deze schending van auteursrechten was opmerkzaam gemaakt, de vertoning van de onderhavige journaalfilm niet heeft doen staken en dus voortgegaan is met de schending van eiseresses auteurs rechten; dat eiseres dan ook terecht gevorderd heeft om gedaag de te verbieden de onderhavige film verder te vertonen of in vertoning te doen of laten brengen, zulks op straffe van een dwangsom van 1000.voor iedere vertoning, die mocht plaats vinden na het door de Commissie uitgevaar digde verbod; dat de Commissie bij het einde van haar zitting op Maan dag 30 Augustus 1948 partijen van de toewijzing van eiseresses eerste vordering onmiddellijk heeft in kennis gesteld; dat daarna van verdere vertoningen in Nederland van de onderhavige journaalfilm niets is gebleken; dat wat de tweede vordering van eiseres betreft, in aan merking moet worden genomen, dat gedaagde zodra zij de blue print of het negatief van de onderhavige film had ontvangen en bezichtigd, hetgeen op of omstreeks Woens dag 25 Augustus 1948 het geval moet zijn geweest, on middellijk had moeten constateren, dat deze film gedeelten bevatte, waarvan de auteursrechten aan eiseres toebeho ren en dat zij dus van te voren geweten moet hebben, dat zij door de distributie en vertoning van deze film de rechten van eiseres zou schenden; dat gedaagde echter, in plaats van de onderhavige film uit de distribute te houden, ook nadat zij door eiseres ge waarschuwd was, de vertoningen van die film heeft laten voortggaan en deze eerst heeft gestaakt, nadat zij een ver vangende journaalfilm voor haar afnemers had gereedge maakt, waaraan geen ander streven dan een beperking van haar eigen schade ten grondslag kan hebben gelegen; dat gedaagdes verweer, als zou het gebeurde aan een vergissing van het Parijse laboratorium te wijten zijn, niet aanvaard kan worden; dat ook/gedaagdes beroep op het feit, dat eiseres niet onmiddellijk wist aan te geven welke gedeelten van de journaalfilm haar eigendom waren en dat eiseres dus niet in staat was de geincrimineerde gedeelten te verwijderen, ongegrond moet worden geacht, daar ten eerste gedaagde verplicht was zich voor het in omloop brengen der onder havige film ervan te vergewissen dat de film geen schen ding van eens anders auteursrechten zou veroorzaken en ten tweede de geincrimineerde gedeelten juist de meest essentiële van de gehele film uitmaken, zodat verwijdering ervan de film onbruikbaar zou hebben gemaakt; dat het niet voor twijfel vatbaar is, dat gedaagdes afne mers geen filmhuur aan gedaagde zouden hebben betaald, wanneer zij op Vrijdag 27 Augustus gedaagdes journaal niet ontvangen zouden hebben of wanneer zij dit journaal al leen op die Vrijdag zouden hebben mogen vertonen om eerst op de Maandag of Dinsdag daarna het vervangings journaal in huis te krijgen, nog afgezien van eventuele schade-acties, die deze afnemers wegens deze wanpresta tie tegen gedaagde zouden hebben ondernomen; dat de schade, die gedaagde aan eiseres door schending van haar auteursrechten heeft berokkend, niet geringer moet worden geacht dan die, welke gedaagde zichzelve heeft bespaard en dat de schade van eiseres derhalve door de Commissie geraamd wordt 6500.—, waarbij inbegrepen de als gevolg van gedaagdes optreden aan de Regerings voorlichtingsdienst veroorzaakte telegram- en telefoonkos ten; dat derhalve de tweede vordering van eiseres gedeeltelijk en wel tot een bedrag van 6.500.— moet worden toege wezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om aan eiseres een bedrag van 6.500.— te betalen; dat ook eiseresses derde vordering gegrond moet worden geacht, voorzover het in Nederland aanwezig materiaal betreft, en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld tot afgifte ter vernietiging aan eiseres van alle in Nederland aanwezige copieën, blue prints en/of duplicaat-negatieven der onderwerpelijke opnamen; dat eiseresses vordering betreffende de storting van een som van 10.000.ter waarborging van haar rechten in Indonesië nier-ontvankelijk is, aangezien blijkens artikel 6 der Statuten het lidmaatschap van de Nederlandsche Bio-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 35