INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
35
zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is gere
geld in dat Arbitrage-Reglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoega is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak
te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond;
dat tussen partijen op of omstreeks 22 Juli 1946 en 14
Mei 1947 in totaal vier z.g. keuzecontracten zijn tot stand
gekomen, gezamenlijk betrekking hebbende op het leveren,
respectievelijk het afnemen van 20 films, waarvan er intussen
7 door gedaagde zijn afgenomen;
dat gedaagde ook na de verlenging van de betrokken
contracten tot ultimo April 1948, in gebreke is gebleven
haar verplichtingen uit deze .contracten voortspruitende,
volledig na te komen;
dat het ten tijde van het afsluiten dezer contracten re
glementair was toegestaan z.g. keuze-contracten voor ten
hoogste 6 films aan te gaan;
dat het evenwel reeds destijds op grond van het be
paalde in de artikelen 4 en 7 van de Aanvullende Bonds-
voorwaarden nie*' was toegestaan films te verhuren, zonder
dat deze tevoren in een bedrijfsvoorstelling zijn vertoond,
dan wel door de huurder schriftelijk is verklaard, dat hij de
betrokken film(s) anderszins heeft bezichtigd;
dat ter zitting is gebleken, dat de onderwerpelijke films,
althans het merendeel daarvan, in strijd met hetgeen in de
voorgaande overweging is gesteld, zijn verhuurd;
dat de circulaire van het Hoofdbestuur, waaruit gedaagde
tot de onbevoegdheid der Commissie heeft geconcludeerd,
voor wat keuzecontracten betreft, alleen van toepassing kon
zijn op contracten, welke na 29 Augustus 1947 zijn aange
gaan, de datum waarop het Bedrijfsbesluit in zake de Uit
voering der Deviezenregeling in werking is getreden en
waarin onder artikel 3 is bepaald:
,,In afwijking van het bepaalde in artikel 8 van het
Bedrijfsreglement ter zake ener Aanvulling van de Alge
mene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films d.d.
8 Januari 1946 zal elke hoofdfilm voor elke bioscoop afzon
derlijk worden verhuurd, met dien verstande, dat het al
dan niet aangaan van een vertoningsovereenkomst voor een
hoofdfilm niet afhankelijk is van het aangaan van een of
meer vertoningsovereenkomsten voor andere films";
dat dus de opvatting van gedaagde, als zou de Commis
sie van Geschillen niet competent zijn zich over de rechts
geldigheid der in het geding zijnde contracten uit te spre
ken, omdat deze reeds door het Hoofdbestuur zouden zijn
.verboden", onhoudbaar is;
dat gedaagdes schriftelijke opzegging der contracten d.d.
10 Maart 1948 geen rechtsgevolgen heeft, aangezien een
tweezijdig contract alleen met toestemming van beide par
tijen tussentijds kan worden beëindigd;
dat de onderhavige contracten, die door beide partijen
voor wat de verplichte vertoning in een bedrijfsvoorstelling
der desbetreffende film aangaat, in strijd met de Aanvul
lende Bondsvoorwaarden zijn aangegaan en dan ook niet
voor verdere uitvoering vatbaar zijn;
dat de gevolgen daarvan voor eiseressen zouden zijn het
derven van de gevorderde filmhuur ten bedrage van
13.200.maar dat gedaagde evenzeer voor deze gevol
gen aansprakelijk is;
dat het daarom billijk is de vordering van eiseressen voor
de helft toe te wijzen, zodat de gevolgen van het niet meer
uitvoeren der onderhavige contracten door beide partijen
ieder voor de helft gedragen worden;
dat derhalve de vordering van eiseressen voor de helft
moet worden toegewezen en gedaagde moet worden ver
oordeeld tot betaling aan eiseressen van een bedrag ad.
6.600.—;
dat de geschilkosten, die door de Commissie, gezien de
omvang van het geschil op 75.zijn bepaald, door ieder
der partijen voor de helft gedragen moeten worden:
RECHTDOENDE ALS GOEDE
BILLIJKHEID:
MANNEN NAAR
VERKLAART ontbonden de tussen partijen gesloten ver-
toningsovereenikomsten, gedateerd:
a. 22 Juli 1946, betrekking hebbende op zes films, te kiezen
uit elf;
b. 22 Juli 1946, betrekking hebbende op zes films, te kiezen
uit dertien;
c. 22 Juli 1946, betrekking hebbende op vier films, te kiezen
uit dertien;
d. 14 Mei 1947, betrekking hebbende op vier films, te kie
zen uit vijftien;
VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs
van kwijting aan eiseressen te betalen een bedrag van
6.600.—;
VEROORDEELT gedaagde tot betaling van de helft
van de geschilkosten), bedragende 37.50.
VEROORDEELT eiseressen tot betaling van de helft
der geschilkosten, bedragende 37.50.
Ingevolge artikel 4 van het Reglement op het Naamregister
zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in
het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren
tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen
na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet ge
schieden, raadplege men artikel 6 van het desbetreffend
Reglement.
Datum
Titels waaronder de films
Naam van de
waarop
in Nederland worden uit
houder der ex
inschrijving
verzocht is
gebracht
ploitatie-rechten
13 Aug.
De spookstad in de prairie
Express
13
De stad des doods
Woestijnrovers
13
Het verloren Eldorado
1 Nov.
De man met twee levens
Eagle-Lion
1
The red shoes
2
Mysterienacht
Lumina
Kerels der zee
4
Straatjongens x)
Centrafilm
8
Een wanhoopstocht
M.P.E.A.
8 .-
Tussen liefde en zonde
10
Symphonie der duisternis
10
Wie is mijn vrouw
10
Villa onzer dromen
IC
Casbah
15
Brief van een onbekende
vrouw
15
De apenpcot
Columbia F.B.O.
15
Vuisten van dynamiet
15
De muzikale scherpschutter
15
Met twee Jantjes op stap
15
Kruistocht in het Westen
15
In het duister van de nacht
15
De zwarte pijl
Heiland-America
F.B.O.
15
Sofia
15
Kopstoot Kelly
15
Goldwyn Follies
15
IJsco-toeristen
15
De avonturen van Rex en
Rinty
I
tt
1-3 M ft
tt
tt
*t
tt
tt
*t
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
tt
t»
tt
t*
tt
*t