DE NIEUWE GEÏNSTALLEERD ZOALS in de vorige aflevering van het Officieel Orgaan is medegedeeld, werd door het Hoofdbestuur in zijn vergadering van 26 October 1.1. besloten tot het we der instellen van een commissie ter bestu dering van de vele vraagstukken, die zich voor het bedrijf kunnen voordoen ten gevolge van de voort schrijdende ontwikkeling van de televisie. Tot le den dezer commissie werden benoemd de heren E. Alter, C. J. Blad, W. F. Dubbeldeman, E. F- W: Trijssenaar, R. Uges Jr., J. Weening en O van der Wilden. Op Maandag 27 December j.1. heeft de Voor zitter van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, de heer M. P. M. Vermin, op het Bondsbureau de nieuwe televisie-commissie geïnstalleerd, in aan wezigheid van de leden van het Dagelijks Bestuur. In zijn toespraak herinnerde de Bondsvoorzitter er aan, dat het televisie-vraagstuk reeds in 1935 een punt van bespreking uitmaakte in de vergade ringen van het Hoofdbestuur en dat dit College op 30 Juni 1936 besloot tot het in het leven roepen van een commissie, welker taak als volgt was om schreven: Ernstige bestudering van de aard en de ont wikkeling van de onderscheidene televisie-syste men, niet alleen door kennis te nemen van hetgeen in betrekking hiermede in binnen- en buitenland wordt geproduceerd, doch ook door zich daad werkelijk op de hoogte te stellen van de practi- sche werking daarvan en van de resultaten, voor zover deze in de laboratoria en in de aanvankelijke toepassing daarbuiten worden verkregen. Voor namelijk zal het de taak dezer commissie zijn te onderzoeken in hoeverre de ontwikkeling van de televisie verband houdt met het film- en bioscoop bedrijf, zulks met het oog op de bescherming en bevordering van de belangen van dit bedrijf. Met name, of de basis der televisie al dan niet zal be rusten op het gebruik maken van films, of de ex ploitatie der televisie zal geschieden middels het radiotoestel in de huiskamer of middels ruimten voor openbare doeleinden en van welke invloed de televisie door haar verwantschap met het film beeld zal kunnen zijn op de structuur van het film en bioscoopbedrijf. Zij zal het Hoofdbestuur voortdurend en zo lang nodig van voorlichting moeten dienen met betrekking tot het televisie vraagstuk in zijn gehele omvang, weshalve zij op gezette tijden rapport heeft uit te brengen van haar bevindingen, aanstonds heeft te waarschuwen, wanneer belangrijke en ingrijpende wijzigingen op til mochten zijn, van advies te dienen bij desbetref fende, eventueel voorkomende gelegenheden en eventueel concrete voorstellen te doen in zake de houding, welke het Hoofdbestuur nopens het te levisievraagstuk zal hebben aan te nemen." Op 14 September 1936 werd deze commissie geïnstalleerd en op 28 Januari 1937 kwam een advies harerzijds tot stand aan het Hoofdbestuur tot uitvaardiging van een bedrijfsbesluit in zake een televisie-clausule in filmcontracten. Blijkens haar advies achtte de commissie het niet uitgeslo ten, dat de televisie binnen afzienbare tijd in de een of andere vorm practische betekenis zou gaan krijgen. Een betekenis, welke voor het film- en bioscoopbedrijf ontegenzeggelijk van het grootste belang kan zijn. Naar aan de commissie uit haar ter beschikking staande gegevens was gebleken, wordt de televisie toegepast met directe en in directe opnamen en uitzendingen; de resultaten met indirecte opnamen schenen vooralsnog beter te zijn en de indirecte toepassing, waarbij dus de film al* hulpmiddel wordt gebruikt, lijkt dan ook het meest voor de hand te liggen. De commissie verwacht, dat bij de toepassing van de televisie films van actualiteiten, alsmede shorts een voor name rol zouden spelen, al behoefde het volgens haar in het geheel niet uitgesloten te zijn, dat men zich ook op de grote amusementsfilms zou wer pen. Verder werd in dit advies onder de aandacht van het Hoofdbestuur gebracht, dat de bioscoopex ploitanten in Engeland in 1936 reeds genoodzaakt waren zich te verweren, omdat verschillende jour naalfabrikanten hetzelfde journaalprogramma, het welk zij aan de bioscoopexploitanten hadden ver huurd, elders ter vertoning brachten door middel van televisie en wel in hetzelfde tijdsbestek, waar in dit programma nog in de bioscopen in roulatie was. Als een van de mogelijkheden werd door de commissie nog naar voren gebracht, dat de aan vankelijke toepassing van de televisie zou bestaan in het uitzenden van films binnen bepaalde ray ons, Waarbij gesteld, dat in verband met de ver moedelijk hoge prijs niet in voldoende mate over televisie-ontvangtoestellen werd beschikt, waar schijnlijk gebruik zou worden gemaakt van een aantal lokalen, waarin wellicht tegen een geringe toegangsprijs geteleviseerde films ter vertoning zouden worden gebracht. Te1evisie in deze vorm zou volgens de commissie een directe concurrentie met het bedrijf kunnen betekenen. De commissie stelde er daarom prijs op als haar overtuiging uit Tel evisie-ijommissie

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1949 | | pagina 8