UITSPRAAK COMMISSIE VAN GESCHILLEN 22 IN AANMERKING NEMENDE VOORTS: dat partij Minden bij request van 13 Juni 1950 nader uitgewerkt bij schrijven van 8 Augustus 1950 en partij Succes benevens partij Grünberg bij request van 13 Juni 1950 beroep hebben aangetekend tegen de uitspraak van de Commissie van Geschillen (Derde Kamer) dd. 30 Mei 1950, van welke requesten afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op Woensdag 11 October 1950 op het Bureau van de Neder- landsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, teneinde haar in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse standpunten nader mondeling toe te lichten; dat aldaar zijn verschenen Mevrouw N. C. Minden-Ooster- hoorn persoonlijk, haar rechtskundig raadsman Mr. J. J. van der Velde en haar accountant Drs. I. Kleerekoper, als mede de heer S. Grünberg, zowel persoonlijk als in zijn kwaliteit van directeur van partij Succes, vergezeld van zijn rechtskundig raadsman Mr. E. Emmering; dat Mr. J. J. van der Velde namens partij Minden haar beroepschrift heeft toegelicht en nader aangevuld en des gevraagde uiteenzettingen heeft gegeven; dat de heer S. Grünberg en Mr. E. Emmering het beroep schrift van partij Succes en partij Grünberg hebben toege licht en desgevraagde uiteenzettingen hebben gegeven; OVERWEGENDE: dat zowel partij Minden als partij Succes lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het Arbi trage-Bondsreglement alle geschillen tussen de leden onder ling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn on derworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement, en dat in de overeenkomst tussen partij Minden en partij Grünberg een bepaling is opgenomen, dat de daaruit voortvloeiende geschillen met uitsluiting van de burgerlijke rechter aan de Bondsarbitrage zullen worden onderworpen; dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van het onder havig geschil in hoger beroep kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college in tweede en hoog ste instantie; dat alle partijen overeenkomstig het daaromtrent in het Arbitrage-Bondsreglement bepaalde tijdig in beroep zijn gekomen; dat de Raad alvorens einduitspraak te kunnen doen, bij zijn onderzoek nodig heeft een slotbalans met daarbij beho rende winst- en verliesrekening per ultimo December 1948 van de belangengemeenschap, welke bij overeenkomst van 2 November 1946 tussen partij Grünberg en R. Minden is aangegaan; dat nu met opstelling hiervan enige tijd gemoeid zal zijn, tevens voorlopige voorzieningen noodzakelijk worden; dat namelijk nog belangrijke betalingen aan licentiegelden e.d. aan het buitenland moeten worden gedaan voor films van partij Minden, respectievelijk van de maatschap Minden/ Grünberg, die door bemiddeling van partij Succes in ver huur zijn gebracht en waarvoor partij Succes, respectievelijk de maatschap Minden/Grünberg tot heden in gebreke is gebleven gelden af te dragen aan partij Minden en het in het belang van de goede naam zowel van partij Minden als van het gehele Nederlandse film- en bioscoopbedrijf is, dat de betaling van deze bedragen aan de buitenlandse produ centen onmiddellijk verzekerd wordt; dat tevens het ter waarborging van de arbitragekosten gestorte bedrag, gezien de omvang van de werkzaamheden, die met de behandeling van het geschil gemoeid zijn, en mede in aanmerking nemende de arbitragekosten in eerste instantie, dient te worden verhoogd; dat derhalve een belangrijk depot van gelden bij het Bu reau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond moet worden gelast; ALVORENS EINDUITSPRAAK TE DOEN: GELAST de opstelling van een slotbalans van de maat schap Minden/Grünberg, met daarbij behorende winst- en verliesrekening per ultimo December 1948, vóór 1 December 1950 door het Accountantskantoor Loyens en Volkmaars te Amsterdam in samenwerking met het Bureau van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond; GELAST zowel partij Grünberg, respectievelijk partij Succes als partij Minden alle daartoe noodzakelijke mede werking te verlenen door het ter inzage verstrekken van alle boeken, correspondentie en andere bescheiden en het geven van alle vereiste inlichtingen; GELAST partij Succes om met ingang van Vrijdag 13 October 1950 tot de datum, waarop het eindvonnis in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, wekelijks de filmhuren van de door haar aan leden-exploitanten ter vertoning gegeven films door de betrokken exploitanten te doen deponeren bij het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; GELAST partij Succes ter verzekering van een richtige deponering, haar afnemers per circulaire hiervan op de hoog te stellen en afschrift van deze circulaire te zenden aan het Bureau voornoemd en tevens om dit Bureau opgave te doen van haar afnemers en van de door dezen gegeven inzet- data onder vermelding van de te vertonen films; GELAST partij Succes binnen acht dagen na dagtekening dezes een som te deponeren ten bedrage van bij het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; Behoudt zich de uitspraak over de arbitragekosten voor tot zijn eindvonnis. Aldus gewezen te Amsterdam op Maandag 16 October 1950. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen: In zake: M. J. W. PETERS, exploiterende o.a. het Scala Theater te Tegelen en wonende Van Cleefstraat 33 te Venlo, eiser, en N.V. RIO FILMS, gevestigd te Amsterdam en kantoor- houdende aldaar aan het Oosteinde 23, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbi trage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen ais arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiser bij request d.d. 14 Juli 1950 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan een afschrift aan dii vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit ting, gehouden op Maandag 7 Augustus 1950 in Hotel Kras- napolsky te Amsterdam; dat aldaar verschenen is eiser persoonlijk en dat van ge daagde een brief d.d. 2 Augustus 1950 is ingekomen, luidende: ..Kennis genomen hebbende van Uw mededeling dd. 27 Juli jl. (no. 5827 Ref. LC/TS) inz. het door de heer M. Peters te Tegelen tegen ons aanhangig gemaakte ge schil, moeten wij U berichten, dat het ons onmogelijk is op 7 dezer bij de behandeling tegenwoordig te zijn.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 23