TOEPASSING LOONREGELING Van het bestuur der Stichting „Instituut voor Opleiding van Technisch Bioscooppersoneel" vernemen wij dat er nog verscheidene operateurs zijn die tot dusverre geen pogingen hebben ge daan het operateursdiploma te behalen, alhoewel zij geen vrijstelling bezitten. Met het oog hierop vestigen wij de aandacht van de leden op het bepaalde in artikel 1 van de door het College van Rijksbemiddelaars vastgestelde toonregeling voor het bioscoopbedrijf, waarin onder andere is be paald, dat iedere eerste, tweede of derde opera teur per 1 September 1950 in het bezit van het operateursdiploma respectievelijk een vrijstelling moet zijn om als zodanig te mogen werken. Dit betekent, dat zij die noch over een diploma, noch over een vrijstelling beschikken, van 1 Sep tember af, met inachtneming van hetgeen ter zake van de cabine-bezetting in artikel 3 van de loon regeling is vermeld, slechts als leerling-operateur kunnen worden gehandhaafd en dienovereenkom stig moeten worden gesalarieerd. Hiervan mag slechts worden afgeweken indien door het be stuur van genoemde Stichting dispensatie is ver leend van de verplichting om een diploma of een vrijstelling te bezitten, hetgeen blijkt uit een aan tekening welke dienaangaande op pagina 3 in het werkboekje van de betrokkene wordt gemaakt. Deze dispensaties, die altijd een tijdelijk ka rakter zullen hebben, konden tot 1 October 1950 onder overlegging van het werkboekje van degene waarvoor de dispensatie bestemd is, schriftelijk en met redenen omkleed, bij het Stichtingsbestuur worden aangevraagd. Nu deze termijn is verstreken wordt er op gerekend, dat de leden erop zullen toezien, dat thans iedere eerste, tweede of derde operateur blijkens zijn werkboekje in het bezit is van; a. een diploma of b. een vrijstelling of c. een tijdelijke dispensatie van de verplichting om het diploma te bezitten. De overige operateurs mogen slechts als leer ling werken en moeten de schriftelijke cursus volgen ofwel zich anderszins op een der volgende examens voorbereiden teneinde uiterlijk in 1952 het vereiste diploma te behalen. Vanwege het College van Rijksbemiddelaars en andere autori teiten zal op het vorenstaande controle worden uitgeoefend. Tevens maken wij van deze gelegenheid ge bruik er nogmaals op te wijzen, dat voor theaters, waarin door het personeel minder dan 24 uur per week wordt gewerkt, te dezer zake een speciale regeling is getroffen. Operateurs die in deze categorie theaters werk zaam zijn en wier functie als regel slechts een nevenberoep is, worden voor zover zij niet zijn vrijgesteld door het Instituut voor Opleiding van Technisch Bioscooppersoneel" in de gelegenheid gesteld in April of Mei 1951 een praktijkexamen af te leggen, waardoor zij in het bezit kunnen ko men van een zogenaamd practijk-certificaat. Dit certificaat zal gelijk staan met een vrijstel ling, doch is uitsluitend geldig in bioscopen als bovenbedoeld. Om zich voor bovengenoemd exa men te kunnen bekwamen, zal een schriftelijke cursus worden uitgegeven, die circa 26 lessen om vat. De leden worden dringend aangeraden om ter vermijding van latere moeilijkheden hun operateurs, die hiervoor in aanmerking komen, aan deze cursus te laten deelnemen. Er zij speciaal de aandacht op gevestigd, dat de geldigheid van ge noemd practijkcertificaat uitsluitend wordt bepaald door de normale wekelijkse arbeidstijd van het theater en niet door de arbeidstijd die de eventue le houder van dit diploma wekelijks maakt. Tevens zij er op gewezen, dat er slechts één praktijkcursus, als waarvan hier sprake is, wordt gegeven en dat er op wordt vertrouwd, dat de desbetreffende leden zullen bewerkstelligen, dat de operateurs op wie dit van toepassing is van deze gelegenheid gebruik maken om vóór 1 Mei 1951 het practijkcertificaat te verwerven. Nadere inlichtingen worden op aanvrage gaarne door het secretariaat der Stichting Instituut voor Opleiding van Technisch Bioscooppersoneel" ver strekt. ONBRANDBAAR FILMMATERIAAL Van de Technische Commissie vernemen wij dat. nu een aantal leden-filmverhuurders er toe is overgegaan filmcopieën in roulatie te brengen die zijn afgedrukt op zogenaamd onbrandbaar filmmateriaal, binnenkort bepaalde aanwijzingen omtrent het gebruik daarvan en wel met name in zake het lassen, aan de leden zullen worden verstrekt. Voorts is de Technische Commissie voornemens te bepalen, dat brandbare en niet-brandbare films in den vervolge op een opvallende wijze van elkander te onderscheiden moeten zijn. Vermeden dient namelijk te worden dat nu zowel brandbare als onbrandbare copieën in roulatie zijn, het cabi nepersoneel beide soorten met elkander verwart, waardoor grote ongelukken zouden kunnen ont staan. Naar wij vernemen bestaat het plan om alle brandbare copieën te doen voorzien van een rood aanloopstuk en onbrandbare copieën van een groen aanloopstuk. Tevens zal op de dozen waar in de films zijn verpakt, moeten worden aange geven welke materiaalsoort het betreft.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1950 | | pagina 5