klimaat moet vinden in of in de naaste omgeving van de hoofdstad. Cinetone in Duivendrecht heeft dit klimaat. Deskundigen zijn het er over eens, dat daar alle voorwaarden aanwezig zijn voor een televisie-centrum, dat op de eerste plaats van films wordt voorzien via de (finan- tiëel voordeliger) kanalen, welke het Neder landse filmbedrijf ter beschikking staan; waar omheen op de tweede plaats een Nederlandse filmindustrie op gezonde en natuurlijke wijze op gang zou kunnen komen. Dit televisie-centrum zou ook al die cineasten kunnen aantrekken, die nu een vrijwel hopeloze toekomst tegemoet gaan. Zij zouden verantwoorde korte en langere films kunnen maken voor de televisie-uitzendingen. Polygoon zou de actuele nieuwsvoorziening per journaal onmiddellijk kunnen verzorgen. De radio wil dit niet. Zij zal dan ook geen films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond ter beschikking krijgen, zij wil het filmbedrijf becon curreren, zonder de zware last der vermakelijk- heidsbelasting, en liefst met een door de Rege ring goedgekeurde monopolie-positie. Hopelijk zal de Overheid het niet zover laten komen, wanneer zij het absurde van de verwijdering film en tele visie inziet en de mogelijkheden van beider com binatie. En dat zij met één geld twee vliegen kan vangen. Cultureel gezien is het niet verantwoord het radiowezen, dat in Nederland allerminst voldra gen kan worden geacht en dat in z'n huidig bestel zeker niet als voorbeeld van gezonde effi ciency kan gelden, een zo gecompliceerd ver schijnsel als televisie op de cultureel zwakke schouders te leggen. Men heeft geen besef van wat men onderneemt. De wordende televisie-cultuur vertoont een leeg gezicht, wanneer de Regering op dit moment niet beseft, dat men zoals bij de film hier geen waakzaamheid achteraf kan betrachten (filmkeu ring), maar van tevoren, dus op dit moment, zich moet gaan bezinnen op de programmering van de televisie. Zeker bij de televisie is slechts het HOE een technische zaak, het WAT echter een uit sluitend culturele, visuele aangelegenheid. Daar over mag de radio geen dictator spelen, daarin moet de Nozema incompetent worden geacht. Ze ligt zelfs buiten het terrein van de alleszins ge waardeerde Televisie Commissie. Televisie is een zaak, welke op het hoogste culturele niveau, en in het licht van de ervaringen met het verschijn sel film moet worden overwogen. NU. Anders is het voorgoed te iaat en wordt Nederland op gescheept met het zoveelste grauwe fenomeen, waarbij de techniek de cultuur heeft achterhaald." 0,e 9,ïo-ene Am^JteAdarruneJi „Televisie, een bron van deviezen of van zorgen" Evenals Her Parool, De Volkskrant, en het Nieuw Utrechts Dagblad wijst het weekblad De Groene Amsterdammer er op, dat de beslissing ten aanzien van de uitvoering van de televisie ont trokken is aan de Rijkstelevisiecommissie, waarin alle betrokkenen vertegenwoordigd waren, en verschoven is naar de Naamloze Vennootschap ...Nederlandsche Omroep Zender Maatschappij", waarvan uitsluitend de omroepverenigingen en de P.T.T. deel uitmaken. Hierdoor is het film wezen, dat naar zijn aard in veel grotere mate betrokken is bij het nieuwe medium dan de radio, uitgeschakeld, waarin een bron van conflicten ligt. Na zich in eerste aanleg te hebben afgevraagd of de spoedige komst van de televisie, gezien in het kader van het probleem van de lonen en prijzen en dat van de betalingsbalans wel ver antwoord is, welke vraag de Groene Amsterdam mer niet vermag te beantwoorden, merkt het blad op, dat ook de verzorging van het pro gramma aanleiding geeft tot vele vragen en vervolgt: „Hier zal men zich niet met een „Jantje van Leiden" af kunnen maken, als de argeloze bur ger in goed vertrouwen een achthonderd gulden voor zijn toestel heeft betaald. De hedendaagse maatschappij is ook in dit opzicht aanzienlijk ver anderd ten aanzien van die, welke ten tijde van de beginperiode van de radio bestond. Experi menteerde toen de luisteraar enthousiast mede met de omroepzijde, thans koopt hij een practisch volmaakt T.V.-toestel evenals een radio of een motorfiets en verwacht, dat men deze apparaten slechts in heeft te schakelen, om van het gebruik daarvan naar believen te kunnen genieten. Daar komt nog bij, dat door het optreden van de Over heid op vrijwel ieder terrein van het economisch leven, de burger stilzwijgend gaat veronderstel len, dat, wanneer het op het ogenblik mogelijk is in de Nederlandse volkshuishouding dergelijke kostbare apparaten aan de markt te brengen, de deugdelijkheid en de mogelijkheid tot nuttig ge bruik daarvan vrijwel verzekerd is. Juridisch moge hier wellicht veel tegenin te brengen zijn, het is een dagelijks vast te stellen realiteit. De practijk in het buitenland bewijst, dat een redelijke verzorging van het programma relatief enorme bedragen vergt, bedragen, die ook hier wel niet in de nabije toekomst uit de kijkgelden zullen kunnen worden bestreden. Deze moeten derhalve uit andere bronnen toevloeien. Wij me nen aan te mogen nemen, dat deze financiering 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 13