IN MEMORIAM
PROF. DR. G. VAN DER LEEUW
HET verscheiden van Professor Dr. G.
van der Leeuw betekent een groot ver
lies voor het godsdienstige leven, de
wetenschap en de kunst. In tal van publi
caties is de uitzonderlijke betekenis van
deze brillante figuur herdacht. De indrukwekken
de rouwplechtigheid en de begrafenis zijn tot een
nationaal eerbetoon geworden.
De veelzijdigheid van zijn gaven en van het
geen hij gegeven heeft, is wellicht oorzaak, dat
zijn verdiensten voor het filmwezen in ons land
niet zijn belicht. Zoals op zovele terreinen, welke
hij beheerste, heeft hij ook op dat van de film
een doorbraak verricht, een doorbraak in de hau
taine abstinentie van leidende en wetenschappe
lijke kringen in ons land van film en bio
scoop. Onder zijn ministerieel beleid werd de
film, waarmede de Overheid alleen betrekking
had voorzover het blijkens de considerans van de
Bioscoopwet de bestrijding betrof van .zedelijke
en maatschappelijke gevaren van de bioscoop",
hetgeen ressorteert onder het Ministerie van Bin
nenlandse Zaken, tot een aangelegenheid van
meer positieve overheidszorg en werd een Bureau
Film aan het Departement van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen verbonden als onderdeel
van de Afdeling Kunsten.
Onder Minister Van der Leeuw werden voor
het eerst op de begroting van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen gelden uitgetrokken ter be
vordering van de filmcultuur. Onder zijn beleid
was er, men herinnert zich dit met erkentelijkheid,
een goede en openhartige samenwerking tussen
zijn Departement en de Bond, welke samenwer
king tot menig initiatief heeft geleid en menige
moeilijkheid op filmgebied tot een bevredigende
oplossing heeft gebracht.
Enige tijd na zijn aftreden als Minister werd
hij aangezocht namens de Nederlandsche Bio
scoop-Bond en vertegenwoordigers van het cul
turele leven, die waren overgegaan tot de oprich
ting van het Nederlands Filminstituut, een aan
gelegenheid welke onder zijn Ministerschap een
punt van studie had uitgemaakt in de Ministeriële
Adviescommissie, het Voorzitterschap van de
Raad van Beheer van dit Instituut te willen ver
vullen. Deze functie heeft hij aanstonds aanvaard
en ondanks zijn ontzaglijke beslommeringen heeft
hij welhaast op niet één van de vele vergade
ringen van de Raad van Beheer verstek laten
gaan integendeel, hij heeft ze alle gepresideerd
met kennis van zaken, met een grote liefde voor
de film, met een goed gefundeerd inzicht in de
culturele behoefte en met een oprechte belang
stelling voor de belangen van het film- en bio
scoopbedrijf. Hij was bij uitstek de figuur om de
vele moeilijkheden, die zich in de aanloopperiode
van het Instituut voordeden, te overbruggen en
hij heeft gevochten als een leeuw tegen de intri
ges, die door alle mogelijke belangengroepjes van
de aanvang af om dit Instituut werden heen ge
sponnen. Hij heeft ze stuk voor stuk ontward en
opgeruimd; hij heeft de naam en de practijk van
dit Instituut mee helpen vestigen, hij heeft alle
zorgen mede voor zijn rekening genomen en zelfs
op een gegeven moment zich bereid verklaard,
om, indien de Overheid haar oorspronkelijke be
lofte om het Filminstituut finantiëel tegemoet te
komen niet zou nakomen, de daardoor ontstane
finantiële gevolgen persoonlijk mede te zullen
dragen.
Hij was een hartelijk vriend en een excellent
raadgever; hij heeft de Raad van Beheer voort
durend bezield met zijn enthousiasme voor de
goede zaak die men voorstond; hij had grote
waardering voor de wijze waarop het Hoofdbe
stuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond het
Filminstituut tegemoet kwam en men mag gerust
zeggen, dat hij zich voor het verkrijgen van de
subsidie voor dit Instituut energiek geweerd heeft.
De mededeling, dat de Rijkssubsidie ten slotte tot
stand is gekomen, heeft hem niet meer mogen
bereiken. Zij zou hem ongetwijfeld, hoewel hij
wist dat zij in voorbereiding was, veel genoegen
hebben gedaan.
Men voelt zijn heengaan als een zeer zware
slag. Zijn voorbeeld zal ongetwijfeld alle leden
van de Raad van Beheer aansporen de eens be
gonnen taak met toewijding voort te zetten.
Hoe zeer Professor Van der Leeuw de film een
goed hart toedroeg in al haar vormen en ver
schijningen is eens te meer gebleken bij het jubi
leum van de NV. Polygoon, toen hij tijdens een
bijeenkomst in het Rembrandt Theater te Haar
lem op 30 Maart 1950 een rede over de be
tekenis van het filmjournaal hield. Hierover ver
klaarde hij onder andere aan het slot dit: „Hoe
sterker wij het nationalisme verafschuwen, des
te sterker zijn wij ook gebonden aan het natio
nale. En ik denk dat dit bij de meesten van U het
geval zal zijn bij het zien van de filmkrant, bij
het zien van ons landschap, van onze oude of
15