UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN 31 dat het niet-afdragen van de Bondscontributie op basis van het reglementair vastgestelde percentage der per speel- week gemaakte netto-recette in strijd is met artikel 3 van het Contributiebesluit, hetwelk bepaalt, dat de betaling der aan de Bond verschuldigde contributie volgens de aan het eind van iedere vertoningsweek aan het Bondsbureau in te zenden copie-afrekenstaat gelijktijdig met deze inzending dient te geschieden; iat derhalve moet worden vastgesteld, dat de heer Schir. kei zich schuldig heeft gemaakt aan herhaalde overtreding, respectievelijk ontduiking van de Bondsvoorwaarden, het Reglement Recette-Controle, alsmede het Contributiebesluit en daardoor gehandeld heeft in strijd met de algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, weshalve hem de straf van boete, als be doeld in artikel 15 der Statuten, tot een bedrag van 1.000.dient te worden opgelegd, welke boete binnen veertien dagen moet worden voldaan, ongeacht de ver plichtingen, die de heer Schinkel hiervoor reeds in verband met deze straf zijn opgelegd. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale vonnissen gewezen: In zake: L. C. BARNSTIJNS FILMDISTRIBUTIE N.V. L. C BARNSTIJNS STANDAARD FILMS N.V. kan toor houdende aan de Van Alkemadelaan 7 te 's-Graven- hage, eiseres, contra De heer R. A. VAN MOURIK, voormalig exploitant van het Flora Theater te Delft, Jan van Nassaustraat 84 te 's-Gravenhage, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond, benoemd en aangewe zen als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 18 Augustus 1950 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welke stuk ken afschriften aan dit vonnis zijn gehecht en die worden beschouwd als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 20 September 1950 op het Bondsbureau te Amsterdam; dat aldaar is verschenen gedaagde persoonlijk en dat eiseres niet is verschenen; dat gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij de ingestelde vordering erkent, doch niet in staat is geweest deze in een keer te voldoen; dat hij derhalve verzocht heeft zijn schuld in termijnen te mogen betalen; dat eiseres schriftelijk heeft laten weten met betaling van het gevorderde bedrag voor 31 December 1950 accoord te kunnen gaan. OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Kond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Sta- M? f f1?61 l Van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling, met uitsluiting van de burgerlijke rechter, zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de JNederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde de tegen hem ingestelde vordering ten be drage van heeft erkend en dat deze vordering derhalve behoort te worden toegewezen; dat gedaagde derhalve moet worden veroordeeld tot beta ling van bovengenoemd bedrag en wel vóór 31 December 1950, alsmede tot betaling van de geschilkosten die zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres, uiterlijk op 31 December 1950, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van alsmede tot betaling aan het secretariaat van de Commissie van Geschillen een bedrag van 50.aan geschilkosten. Aldus gewezen te Amsterdam op 20 September 1950. In zake: De heer D. J. VAN LEEN, exploiterende het filmver huurkantoor Centrafilm, wonende te Dordrecht aan de Nieuwe Haven nr. 33, aldaar, eiser, contra De heer A. G. VAN TOL, voormalig exploitant van het Metropole Palace te 's-Gravenhage, wonende aldaar aan de Laan van Meerdervoort 53 d, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond, benoemd en aangewe zen als arbitrage-college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling: IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 21 Augustus 1950 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welke stuk ken afschriften aan dit vonnis zijn gehecht en die worden beschouwd als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 20 September 1950 op het Bondsbureau te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen eiser en gedaagde persoonlijk; dat gedaagde in, hoofdzaak heeft verklaard de ingestelde vordering ad niet te betwisten en bereid te zijn het bedrag alsnog te betalen; dat hij heeft gevraagd of de shorts waarop dit geschil betrekking heeft alsnog kunnen worden afgenomen door de huidige exploitant van het Metropole Palace; dat eiser in hoofdzaak heeft verklaard er geen bezwaar tegen te hebben de desbetreffende shorts alsnog te leveren, zodra de verschuldigde filmhuur ad zal zijn ontvangen; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Sta tuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling, met uitsluiting van de burgerlijke rechter, zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde de bij schrijven d.d. 21 Augustus 1950 tegen de ingestelde vordering tot betaling van een bedrag a^ heeft erkend en dat deze vordering derhalve behoort te worden toegewezen; dat dus gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van genoemd bedrag ad alsmede in de geschil kosten die zijn bepaald op 50.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 32