waarmede het publiek deze voorstelling heeft bij gewoond. Dit meningsgeschil over de film, over welker inhoud wij nadrukkelijk géén oordeel uitspreken, zou normaal zijn in een land met vrije menings uiting en enige achterstand in de filmmindedness in leidende kringen, ware het niet, dat sommigen, die in overheid zijn gesteld, hun persoonlijk inzicht met het gezag van hun ambt, tot gelding trachten te brengen. Zo heeft de Burgemeester van Hoensbroek be paald, dat er na het begin van de voorstelling nie mand in het theater mocht komen en dat er, be halve het publiek in de zaal, niemand in het ge bouw aanwezig mocht zijn, zodat het publiek voor de volgende voorstelling op straat moest wachten. De Burgemeester heeft gedreigd de voorstellingen te zullen verbieden, indien zijn voorschriften niet zouden worden nageleefd. Voor deze maatregelen, tot het nemen waarvan de Burgemeester niet bevoegd was, bestond geen enkele feitelijke grond. Een verbod als voorzien in artikel 19 der Bioscoopwet heeft hij kennelijk niet aangedurfd. Vandaar deze omweg, die de verto ning van de film, zo al niet onmogelijk maakte, dan toch bemoeilijkte. De Burgemeester mocht het met inhoud en vertoning der film niet eens zijn, het belemmeren van de belangstelling van de zijde der ingezetenen voor de film lag zeker niet op zijn weg ongeacht, dat de weg nog ondeug delijk was ook. In een aantal gemeenten in Brabant en Limburg verzocht de geestelijkheid aan de exploitanten de vertoning achterwege te laten. Ook zulk een verzoek is onjuist. Het brengt de betrokken onder nemer in grote moeilijkheden. Aan de ene kant is hij, vooral in kleine gemeenten, beducht de goede betrekkingen met autoriteiten te schaden door een weigering, waardoor nadelen voor hem zouden kunnen ontstaan. Aan de andere kant moét hij vertonen, aangezien hij door niet-vertoning con tractbreuk zou plegen en zich een schade-actie op de hals zou halen, waarvoor deze autoriteiten zich natuurlijk niet aansprakelijk stellen. Bovendien is de ondernemer zijn vertoningsovereenkomst aan gegaan op basis van de keuringsuitslagen. Ook de importeur, die deze uitspraken in aanmerking ne mende, zijn verplichtingen heeft tegenover de pro ducent, kan hier niet ter wille zijn. Het is zeer te betreuren, dat de Hoogeerwaarde Dekens van Maastricht meenden zelfs van de kansel tegen de film te moeten waarschuwen. Hiermede is het vertrouwen in het nakeurings- instituut hunner gemeente ondermijnd ook bij de betrokken ondernemers. Er is grote verwarring door gesticht! Ten onrechte hebben de Dekens een blaam ge worpen op de ondernemers door publiekelijk te vermelden, dat „ernstige pogingen om de film vertoning in Maastricht te voorkomen, niet moch ten gelukken". De voorzichtige formulering ver hult nauwelijks de bedoeling. De pogingen konden immers alléén bij de exploitant worden aange wend, en wanneer zij niet gelukten, zijn zij dus op hem afgestuit. Dat moet dan publiek gemaakt wor den. Zoals gezegd kónden deze pogingen niet sla gen op grond van aangegane verplichtingen; zij deden deze pogingen ten onrechte en hebben door hun opwekking aan de Maastrichtenaren om de film niet te gaan zien een tussen katholieke na- keuringsinstanties en het bedrijf te goeder trouw gesloten overeenkomst genegeerd. Wij laten nog buiten beschouwing de vraag in hoeverre door zulk een houding gewetensconflic ten worden opgeroepen. Het gaat niet aan, dat men de ondernemer, wie men alle persoonlijke verantwoordelijkheid op het stuk van de ethische beoordeling van cle filmin- houd heeff trachten te ontnemen door een dubbele keuring, verantwoordelijk stelt, zodra men het met de keuringsuitslag niet eens is. Dit geschil vechte men dan maar uit met de keuringsinstanties, niet r~]iniHiiiiiiiimiiiiiuniiiiiiTiMiimiiiiMinimiIIllllllliiliiiimiiiiiimmmmiiiiiliilliiiiniinniiiiiiiitlii| 1 ,,De diepgaande uitwerking welke film en radio op j de lange duur misschien op kinderen kunnen hebben j j duiden aan, dat onze pogingen gericht behoren te j 1 worden op het verkennen van de creatieve mogelijk- j heden van deze media in een democratie. En klaarblijkelijk zullen de mogelijkheden van deze media niet ten volle verwezenlijkt kunnen worden zolang als j negatieve- en strafmaatregelen tegen hen overheersen. Ik denk niet, dat wij al te verontrust behoeven te j j zijn als Jantje op de film een machinegeweer in actie ziet of over de radio hoort en dan bezeten blijkt te 1 zijn van een verlangen om de geluiden na te bootsen. Per slot van rekening was er kort geleden een oorlog, j en waarschijnlijk heeft Jantje daar ook van gehoord." 1 (Franklin Fearing, professor in de psychologie aan de Universiteit van Cali- fornië te Los Angeles: National Probation and Parole Assn. Redirecting the delin- quent. 1947 yearbook. N.Y. Macmillan Co. j 1948 p. 181.) f~^J iiriiiiitiiiiiiiiiiitiritiiiiitiiijitiiiiiiiiiiitiiijitiiiitiitiiiiiEiiriiuiiiiiiiMiriirtitiiiiiiitriiiiBiïiiriiitiitiiLiiiiticwtn tl nitii i»tm i» il utui irttiii ^^^J

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 3