LEDENRAADSVERGADERING In de op 27 December gehouden vergadering van de Ledenraad is allereerst behandeld het voorstel van het Hoofdbestuur tot het vaststellen van een nieuw Bedrij f sbesluit inzake de uitvoe ring der deviezenregeling overeenkomstig de tekst van het vroegere Bedrijfsbesluit van die naam (reglementenboekje nr. 4 pagina's 37-39), met dien verstande, dat in de artikelen 1, 2 en 8 het jaartal 1950 gewijzigd wordt in 1951. Bij de discussies werd naar voren gebracht, dat in voormeld Bedrijfsbesluit onder artikel 3 is bepaald, dat elke hoofdfilm voor elke bioscoop afzonderlijk moet worden verhuurd, maar dat sommige filmverhuurders en exploitanten deze be paling niet naleven. Er werd aangedrongen op maatregelen, die de naleving van het verbod van koppelverhuur zouden verzekeren. Andere leden hebben naar voren gebracht, dat bij de hantering van het verbod van koppelverhuur de nodige soe pelheid moet worden betracht, aangezien het ge lijktijdig huren en verhuren van meer dan één hoofdfilm vaak op basis van vrijwilligheid ge schiedt. Ook werd er op gewezen, dat het in vele gevallen onredelijk en onbillijk zou zijn om een transactie tussen een filmverhuurder en een bio scoopondernemer te beperken tot een bijzonder gewenste film zonder andere eveneens ten minste behoorlijk bruikbare films daarbij te betrekken. Verder kwam naar voren, dat de bioscooponder nemers zich tegen het euvel van de koppelver huur kunnen verweren door gebruik te maken van hun recht als omschreven in artikel 4 van het on derhavige Bedrij f sreglement om per aangetekende briefkaart een bod op een film te doen. In dit artikel is immers bepaald, dat de verhuurder van een hoofdfilm verplicht is na de bedrijfsvoorstel- ling van zulk een film een wat betreft vertonings- mogelijkheden en condities redelijk bod het welk per aangetekende briefkaart is gedaan te accepteren binnen vier weken, nadat het bod is gedaan, althans de desbetreffende hoofdfilm voor vertoning in de desbetreffende gemeente binnen die termijn te verhuren. Door een der leden werd als bezwaar tegen het voorstel van het Hoofdbestuur aangevoerd, dat de middelgrote bioscopen niet in staat z<'in Europese films die voldoende aantrekkingskracht op het publiek uitoefenen, te huren en daarmede dan ook slechte resultaten boeken. De andere leden waren het met deze opvatting niet eens en men was algemeen van mening, dat de bereikte resultaten met de Europese films bevredigend waren. Het voorstel van het Hoofdbestuur werd hierna in stemming gebracht en met grote meerderheid aangenomen. Derhalve zijn de leden-exploitanten in het jaar 1951 gehouden gedurende ten minste 12 weken hoofdfilms te vertonen, die niet zijn vervaardigd in de Verenigde Staten van Noord-Amerika en waarvoor geen dollars betaald worden respectie velijk geen dollarschuld ontstaat. Hierna was aan de orde het voorstel van enige leden van de Ledenraad om aan artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden (regle mentenboekje nr. 3 pagina's 14-20) toe te voe gen, dat het aan de verhuurder toekomende aan deel in de opbrengst van een hoofdfilm ten minste 25.per week zal bedragen, ongeacht het aan tal voorstellingen, dat de huurder met de desbe treffende film gedurende de in de vertoningsover eenkomst bepaalde tijd geeft. De voorstellers hebben dit voorstel terugge nomen, aangezien zij met het Hoofdbestuur en met andere colleges nader overleg willen plegen over een andere oplossing van liet vraagstuk waarop dit voorstel betrekking heeft. Vervolgens is aan de orde gekomen het voor stel van het Hoofdbestuur om de expiratiedatum van het Overgangsbesluit (reglementenboekje nr. 2 pagina's 20-26), zijnde 28 December 1950, te verlengen tot 1 April 1951, zulks ter voldoening aan het van verschillende zijden ingekomen ver zoek om de behandeling van het bij de Leden raad aanhangig gemaakte voorstel tot het vast stellen van een nieuw Algemeen Bedrij f sregle ment uit te stellen. Bij de discussies waren sommige leden van mening, dat het Overgangsbesluit op 28 Decem ber 1950 behoort te expireren en niet voor ver lenging vatbaar is. De overige leden deelden deze opvatting niet. Het voorstel van het Hoofdbe stuur tot verlenging van het Overgangsbesluit tot 1 April 1951 werd dan ook aangenomen. Voorts werd besloten de behandeling van het voorste] van het Hoofdbestuur tot het vaststellen van een nieuw Algemeen Bedrij f sreglement vol gens het door genoemd college ontworpen con cept aan te houden tot de volgende vergadering. Bij de rondvraag is een klacht ter sprake ge bracht over maatregelen, die de burgemeester van Hoensbroek heeft genomen om de vertoning van een hem onwelgevallige film, hoewel deze is toe gelaten zowel door de Rijksfilmkeuring als door de K.F.C., moeilijk te maken. Aangezien de maatregelen van de burgemees ter niet in overeenstemming zijn met de Bioscoop wet en indruisen tegen de geest van het accoord, dat is aangegaan tussen de Nederlandsche Bio scoop-Bond en de Vereniging van gemeenten voor gemeenschappelijke filmkeuring, zal het Hoofdbestuur ter zake een nader onderzoek in stellen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1951 | | pagina 7