HUURWET
en -BEDRIJF
MISSCHIEN heeft de Nederlandse wet
gever nimmer tevoren de verbeel
dingskracht van al degenen voor wie
zijn wetgeving bestemd zou zijn, zo
zeer aan het werk gezet als bij de
door hem in uitzicht gestelde huurverhoging van
15,%. En toen deze huurverhoging met de in
werkingtreding van de Huurwet op 1 Januari j.1.
eindelijk realiteit was geworden, was er reeds
enige tijd een bijna legendarische roep aan vooraf-
gegaan. Misschien zullen sommige verhuurders
achteraf toch wat op hun neus kijken, wanneer
zij zich de rijke buit die zij reeds dachten te heb
ben bemachtigd weer zien ontgaan. Want een
huurverhoging van 15 is lang niet iedere ver-
huurder toegestaan. De Huurwet maakt onder
scheid tussen een vóór en op of na 27 December
1940 tot stand gekomen onroerend goed. Slechts
in het eerste geval is de befaamde huurverhoging
toepasselijk, doch nóg niet wanneer een huurpprijs
zich reeds boven het niveau van het op 9 Mei
1940 gebruikelijk prijzenpeil bevindt en de Prij-
zenbureaux voor Onroerende Zaken (die de huur
prijzen thans niet meer bindend vaststellen) een
dergelijke huurprijs ontoelaatbaar hebben of zou-
<ka_hebbcn geacht. Zo schuilen er dan" Tn"de
Huurwet nog al wat voetangels en klemmen, ter
wijl de reeds bij voorbaat geestdriftige verhuurder
zijn ingenomenheid met 's wetgevers (schijnbare)
royaliteit in gelijke mate zal zien verminderen
naar gelang de harde practijk hem minder goed
gedenkt. De bijzondere bepalingen die gelden bij
inwoning en uit de Huurwet voortgekomen maat
regelen van bestuur, bekend als Besluit bijzondere
huurprijzen en Besluit huurprijzen meervoudige be
woning maken de vaststelling van datgene wat de
verhuurder uiteindelijk toekomt niet eenvoudiger.
Het zal vaak minder zijn dan hij hoopte.
Het is niet mijn bedoeling om de lezers van dit
artikel met een verdere uiteenzetting van deze
materie te vervelen. Dit zou trouwens ondoenlijk
zijn. Ik heb met het voorgaande slechts beoogd de
huurder en speciaal de huurder-bioscoopexploitant
want de Huurwet geldt ook hem! die zich
reeds angstvallig diep in zijn portemonnaie zag
tasten, enig optimisme bij te brengen naarmate ik
het de verhuurder ontnomen heb. En de huurder
van een bioscoop-theater behoeft dus niet te vre
zen sinds de Huurwet aan een schromelijke op
drijving van de door hem steeds betaalde huur
prijs bloot te staan. Het zijn de Huuradviescom
missies (waarvan de samenstelling en werkwijze
geregeld zijn bij het Huuradviescommissiebesluit)
die thans omtrent de huurprijzen adviseren. Kun
nen huurder en/of verhuurder zich met een uitge
bracht advies niet verenigen, dan wordt het advies
voorgelegd aan de Kantonrechter die onafhanke
lijk van zodanig advies de verschuldigde, d.i. de
ten hoogste toelaatbare huurprijs, bindend vast
stelt.
De huurder van een bioscooptheater kan toch
nog niet geheel en al gerust zijn gesteld, omdat
juist op het gebied van de bioscoopexploitatie
meermalen vrij gecompliceerde huurovereenkom
sten aan de dag treden, die op het eerste gezicht
de rechtszekerheid van de exploitant sedert de
Huurwet in ernstige mate schijnen te bedreigen.
Ik heb namelijk het oog op de gevallen dat de
exploitant meer heeft gehuurd dan het theater,
namelijk tevens de zich daarin bevindende en dus
aan de verhuurder toebehorende inventaris met
inbegrip van technische installaties. De huurprijs
I