38
dat de heer Van der Wilden namens gedaagde hierop be
vestigend heeft geantwoord;
dat de heer Desmet namens eiseres verklaard heeft, dat hij
het apprecieert, dat gedaagde aan haar redactiecommissie
ruik een grote zelfstandigheid verleent, maar dat dit niet in
houdt, dat eiseres er de dupe van zou moeten worden; dat er
van de kant van eiseres niet tegen geprotesteerd is, dat bui
tenlandse opnamen in het Nederlands Nieuws voorkomen,
maar wel tegen het ontbreken van bepaalde buitenlandse op
namen in het Wereldnieuws;
dat de Voorzitter der Commissie gevraagd heeft of eiseres
bepaalde actualiteiten, die vallen binnen het onderwerpelijke
kader, kan noemen, die wel in het Wereldnieuws verschenen
zijn;
dat de heer Desmet namens eiseres geantwoord heeft, dat
hem dit niet mogelijk is;
dat de heer Van der Wilden namens gedaagde heeft ver
klaard, dat ook hij hiervan geen voorbeelden zou kunnen noe
men; dat daarbij bedacht dient te worden, dat dit punt als
regel niet belangrijk is, omdat er slechts twee bioscoopexploi
tanten in Nederland wel het Wereldnieuws en niet het Neder
lands Nieuws van gedaagde betrekken;
dat de heer Desmet namens eiseres verklaard heeft, dat de
levering van de actualiteiten in zake het Koninklijk bezoek
aan Parijs tegen een prijs van enigszins onjuist door
de heer Van der Wilden is voorgesteld; dat hij namelijk na
ontvangst van bovenbedoeld telegram van gedaagde de no
dige reclame heeft gemaakt, zoals in dat telegram werd aan
geraden; dat hij later hoorde, dat hem dat telegram per ver
gissing was toegezonden; dat hij echter niet meer terug kon
daar hij de actualiteiten toen reeds aan zijn publiek had aan
gekondigd; dat hij dan ook wel genoodzaakt was de ge
vraagde prijs van te betalen; dat het natuurlijk
gemakkelijk is om nu te verklaren, dat als gevolg van de
drukte ook aan hem een telegram is toegezonden, maar dat
hem deze uitleg nogal simplistisch voor komt;
dat de heer Van der Wilden namens gedaagde verklaard
heeft, dat hij toevallig kan bewijzen, dat hier sprake was van
een vergissing, dat hij namelijk een soort kroniek pleegt bij
te houden, waarin de dagelijkse gebeurtenissen in zijn zaak
worden vermeld'; dat op 27 Mei 1951 in deze kroniek de me
dedeling voorkomt, dat ten aanzien van de heer Desmet met
de toezending van een telegram een fout is gemaakt, die zo
danig is opgelost, dat de heer Desmet de bewuste actualiteit
tegen een bedrag van heeft ontvangen;
dat de heer Desmet namens eiseres hierna verklaard heeft,
dat hem is verweten, dat hij de brief van 19 December niet
heeft beantwoord; dat hij zich echter voorstelt, dat er in de
periode van 19 December tot 17 April geen actualiteiten zijn
verschenen, waarop hij in zijn Wereldnieuws recht meent te
hebben; dat het ook niet juist is, dat hij helemaal niets van
zich heeft laten horen, want op de beurs heeft hij de zaak
tussen December en April meermalen besproken, onder an
dere met de vertegenwoordiger van gedaagde, de heer Apon;
dat de heer Van der Wilden namens gedaagde heeft ver
klaard, dat er tussen December en April wel enkele opnamen
in het Nederlands Nieuws zijn geweest, die in het buitenland
hebben plaatsgevonden en waarbij Nederlanders betrokken
waren, zoals het bezoek van Prins Bernhard aan Zuid-
Amerika;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1
van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond alle geschillen tussen leden onderling met uit
sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de
Bondsarbitrage zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Re
glement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederland
sche Bioscoop-Bond;
dat in het tussen partijen bestaand contract ter zake van
d'e zogenaamde verhuur en huur van het buitenlands film-
journaal geen enkele omschrijving van de samenstelling van
dit journaal voorkomt en dat dit contract evenmin een be
paling bevat, op grond waarvan eiseres levering van ander
filmnieuws zou kunnen vorderen dan gedaagde haar levert;
dat het bovendien aan eiseres bij het aangaan van het
contract met gedaagde bekend moet zijn geweest, d'at gedaag
de reeds sedert een lange reeks van jaren de door haar ge
maakte filmactualiteiten, betrekking hebbende op zich in het
buitenland voordoende gebeurtenissen van specifiek Neder
lands belang (zoals reizen van leden van de Koninklijke
familie, sportwedstrijden waaraan door Nederlanders wordt
deelgenomen enz.), uitsluitend pleegt toe te voegen aan haar
Nederlands journaal en niet aan haar buitenlands journaal;
dat eiseres desondanks een normale vertoningsovereen
komst met gedaagde is aangegaan, om welke reden gedaagde
niet verpilcht is haar meer buitenlands filmnieuws te leveren
dan aan haar overige afnemers;
dat derhalve aan eiseres haar vordering als zijnde onge
grond moet worden ontzegd met haar veroordeling in de ge-
schilkosten, die met het oog op de omvang van het geschil
zijn vastgesteld op 50.
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
ONTZEGT aan eiseres haar vordering en VEROOR
DEELT haar in de geschilkosten, bedragende 50.
Aldus gewezen te Amsterdam op
5 November 1951.
o
In zake:
L. H. J. LUXEMBOURG, exploitant van Bio-Onderne-
ming Luxembourg, kantoorhoudende te Arnhem aan de
Utrechtseweg 79, eiser, contra
FIRMA MINERVA THEATER, exploiterende het Mi-
nerva Theater en het Veluwe Theater te Apeldoorn, ge
vestigd aldaar aan de Paslaan 11, gedaagde
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Ar
bitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als
arbitrage-college voor de beslechting onder meer van geschil
len tussen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiser bij request d.d. 23 Juni 1951 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan een afschrift
aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te
zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit
ting gehouden op Donderdag 30 Augustus 1951 op het Bu
reau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heer L. H. J. Luxembourg,
eiser, en mevrouw H. Snethlage-Bunk en de heer C. Sneth-
lage, firmanten van gedaagde;
dat mevrouw H. Snethlage-Bunk namens gedaagde in
hoofdzaak heeft verklaard, dat zij vroeger op vlotte wijze een
aantal zaken met eiser heeft gedaan; dat zij derhalve vertrou
wen in hem stelde; dat zij in 1942 300 nieuwe stoelen voor
haar bioscoop heeft aangeschaft, waardoor de oude stoelen,
die nog zeer behoorlijk waren, vrij kwamen; dat eiser hierop
heeft gereflecteerd; dat de vraagprijs was, maar dat
eiser dit te hoog vond; dat er ten slotte een tegenbod van
fkwam, dat gedaagde van haar kant te laag vond;
dat na veel gepraat een prijs van is vastgesteld, op
basis waarvan in aanwezigheid van de dochter van eiser de
koop werd gesloten; dat firmante van gedaagde betrekkelijk
kort daarna ziek werd, bij welke gelegenheid eiser haar kwam
bezoeken; dat hij toen het geld voor de stoelen mede bracht,