Moraal
TE RISKANT
goedkoop, maar toch
I
DE Volkskrant had onlangs haar Zater
dagse filmpagina verlucht met de sensa
tionele titels .Bioscoop viert armzalige
triomfen" en „Gangsterfilms in.spireren
Duitse jeugd tot misdaad". Daaronder
volgde met nog een paar verdere in de vetjes
gedrukte titels als „Financieel zwakke filmpro
ductie graaft aan haar eigen ondergang" en „Slag
zinnen bespelen instinct der massa" (a propos,
waar haalt die headlin.er zijn slagzinnen toch van
daan?) een verslag over drie „jeugdige" Duitsers,
Kirchner, Maisz en Maikranz, die een Frankforts
bankgebouw binnendrongen, twee beambten neer
schoten en met een deel der buit verdwenen.
Kirchner stierf aan een bij de overval opgelopen
verwonding, de beide anderen zijn gearresteerd.
Deze misdaad zou een reconstructie zijn van een
het jaar tevoren in Frankfort onder de titel „Der
Panther" vertoonde Amerikaanse film.
Er heeft zich een comité van vijftien veront
waardigde Fran.kfortse burgers gevormd met de
voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fa
brieken aan het hoofd, dat in een openbare brief
aan de stedelijke Overheid van Frankfort onmid
dellijke maatregelen eist tegen de „rampzalige
invloed van de film (let wel: niet van de „slechte"
lilm; Red.) en de slechte litteratuur op de jeugd".
Deze maatregelen zouden onder meer moeten
inhouden een verbod van zogenaamde misdaad
films, een voorziening van de invoerregeling van
Amerikaanse films ten gunste van de Duitse film
en tegelijkertijd een Duitse censuur van alle in
de Westduitse Bondsrepubliek in te voeren films
met het recht de invoer van zulke films te ver
bieden. Het comité noemt dergelijke maatregelen
„een morele verplichting".
De Volkskrant tekent hierbij aan, dat men „de
golf van misdaad die over Duitsland spoelt, niet
zonder meer aan. de film mag wijten", maar merkt
toch terloops op dat velen zich afvragen of „het
huidige Duitse film- en bioscoopbedrijf niet mede
verantwoordelijk moet worden gesteld voor de
toenemende criminaliteit, vooral onder de Duitse
jeugd".
De Hoofdcommissaris van politie van Frankfort
was niet ze voorzichtig als de Volkskrant. Hij wist
het heel precies (zelfs nog voor enig verhoor van
de delinquenten had plaats gevonden) „De aan
leiding en de uitvoering van deze verschrikkelijke
misdaad ging klaarblijkelijk uit van Amerikaanse
gangsterfilms" zeide hij en hij vond dat men die
maar moest verbieden. Als een brave Duitser kun
je nu eenmaal niet zónder verbodsbepalingen
leven. Hij had bovendien de remedie al meteen
bij de hand „Wanneer men geen slechte films
meer importeert, dan gaan de mensen alleen de
goede zien".
Als nuchtere Nederlanders kunnen wij slechts
onze schouders ophalen over de misplaatste ver
ontwaardiging van de hoofdcommissaris en het
comité van vijftien, dat zelfs nog voordat maar
enig verhoor had plaats gevonden betoogde, zoals
in de Volkskrant te lezen stond, „Hier is ten
minste een geval, waarbij de verderfelijke invloed
van de film met de vinger aanwijsbaar is".
Zij negeren daarbij het feit, dat er twee oor
logen zijn geweest. Na de eerste wereldoorlog
spoelde er ook „een golf van misdaad" over Duits
land, waarbij dermate weerzinwekkende misdrij
ven werden begaan, dat men zich afvraagt hoe
men deze ooit zou kunnen vergeten. Maar toen
kon. de film nog niet als zondebok in aanmerking
komen. Nu er een tweede, nog langere, oorlog is
geweest, waarbij onze oosterburen voor 't eerst de
„totale" oorlog in al zijn ellende in stijgende mate
aan den lijve ondervonden hebben en velen, met
misdaden beladen van de veroverd gewaande ge
bieden naar de Heimat terugkeerden toen alles
verloren was, behoeft men er zich niet over te
verwonderen dat men als nasleep daarvan een
stijging van de criminaliteit ontdekt. Men kan er
zich alleen maar over verbazen, dat men preten
deert deze ontdekking nu pas te hebben gedaan,
aangezien dit elders al in de jaren 19451947
gebeurde.
Dit alles negeren de brave Frankforters in hun
edele verontwaardiging en als echte Duitsers
zoeken zij de oorzaken van de misdadigheid dezer
voormalige Hitlerjeugd niet „bei uns", maar bij
anderen. Daarom zijn het vooral de Ameri
kaanse films waartegen zij de kruistocht prediken,
wier invoer zij willen beperken „zu gunsten des
deutschen Filmschaffens" (staat letterlijk in bo
venvermelde brief). Daarom willen zij een
„Zensur aller für die Aufführung im Bundesgebiet
vorgesehenen auslandischen Filme" met het
recht de invoer daarvan te verbieden.
Wij geloven echter dat het hele toer zou zijn
om aan te tonen, dat die Duitse lieverdjes stout
geworden zijn door die slechte Amerikaanse films.
Vooral wanneer men verneemt dat de door de
Volkskrant als „jeugdige Duitsersomschreven
personen mannen van 25 tot 28 jaar zijn, waarvan
één de gehele oorlog heeft gediend, terwijl inmid-
H