Literatuur over T^ilin en IBedrijf NA een onderbreking van vijf jaar heeft de Motion Picture Association of America weer een jaaroverzicht gepubliceerd, na melijk het verslag van haar president, de heer Eric Johnston, over 1951. Dit docu ment heeft, zoals de schrijver in zijn inleiding uit eenzet, een tweeledig doel. Enerzijds geeft het een overzicht van de werkzaamheden van de M.P.A.A., anderzijds van de na-oorlogse activiteit van het Amerikaanse filmbedrijf. Niet geheel ten onrechte heeft men wel eens opgemerkt, dat Johnston's presidentiële rapporten soms niet vrij te pleiten zijn van een berekend optimisme, maar toch vormen zij de meest uitge breide en betrouwbare documentatie, die er over het filmbedrijf in de Verenigde Staten beschik baar is. In zijn hoofdstuk ,,A year of growing confi- dence" wijst de heer Johnston er op, dat het Ame rikaanse filmbedrijf geen gelijke tred wist te hou den met de economische expansie, die onmiddellijk op de oorlog volgde. Het had niet voldoende aan dacht vcor de grote veranderingen die er in de Verenigde Staten plaats vonden: sterke toeneming van de bevolking, meer gezinnen, meer jongge trouwden, een record aantal kinderen, minder vrijgezellen en vrijgezellinnen en meer ouden van dagen. De oorlogsjaren en het eerste jaar na de oorlog hadden ongekende welvaart gebracht aan de bio scopen. Veel geld werd besteed aan amusement, omdat goederen schaars waren. Het top-jaar was 1946, maar toen de consument weer goederen kon kopen zette een geleidelijke daling in, welke ver der in de hand werd gewerkt door de stijgende kosten van levensonderhoud, een probleem voor vele jonge gezinnen. Bovendien waren deze ge zinnen begonnen naar andere woonruimte om te zien en zich te vestigen waar ze die maar vonden. ,,De bouw van nieuwe bioscopen bleef ten achter bij de verhuizing van de bevolking" stelt de heer Johnston vast en wijst er op, dat tegelijkertijd een ontwikkeling en uitbreiding van andere ontspan ningsmogelijkheden viel waar te nemen. Aan de in 1947 ingezette daling van de recettes kwam evenwel feitelijk in April 1951 reeds een einde. Een neiging tot stijging werd in Juni daar aanvolgend merkbaar, welke tot het einde van het verslagjaar aanhield. Van bijzondere betekenis was de aanzienlijke stijging van de buitenlandse opbrengsten, die de dertig procent devaluatie van een aantal landen meer dan goedmaakte. De dollarovermakingen in het verslagjaar werden geschat op een na de hoogste (1946) in de geschiedenis van het film bedrijf. Op technisch gebied constateert de heer John ston een veelbelovende ontwikkeling van nieuwe uitvindingen. De algemene toepassing van het on ontvlambare filmmateriaal betekent grotere veilig heid en een aanzienlijke besparing aan distributie- kosten. Er zijn nieuwe en sterk vereenvoudigde kleurenprocédé's tot ontwikkeling gebracht, die onvermijdelijk een toename van het gebruik van kleurenfilms met zich brengen. Van belang is ook de vooruitgang, welke er geboekt is bij het ont werpen van. projectieschermen en bij verbetering van het stoelenplan, die tezamen met een verbe terde acoustiek en airconditioning aan de bio scoopbezoeker de grootst mogelijke attractie en comfort bieden. Daarnaast bracht 1951 een verdere research naar en de ontwikkeling van uitvindingen die „een illusie van diepte" geven. Onderscheidene pro- cédé's schijnen gereed te zijn voor commercieel gebruik. Belangwekkende experimenten hebben plaats gevonden op het gebied van de magnetische weergave van filmbeelden, die, samen met de reeds ontwikkelde magnetische weergave van ge luid, nieuwe besparingen aan filmproductie- en distributiekosten beloven. Wat de grootbeeldtelevisie in theaters betreft deelt de heer Johnston mede, dat die einde 1951 m 64 bioscopen in 36 steden was geïnstalleerd. Hij spreekt zijn vertrouwen uit in de toekomst van. het filmbedrijf en somt zes punten op, die de voor uitgang van dit bedrijf zullen bevorderen: 1) voortdurende verbetering van de qualiteit van films, 2) verbetering van exploitatiemethoden. 3) een meer aan de eisen des tijds aangepast ver- huursysteem, 4) een zo intensief mogelijke bewer king van de buitenlandse markt, 5) meer tech nische research en 6) de noodzakelijke verwijde ring van de hinderpalen, die de vooruitgang van film en filmbedrijf belemmeren, als overmatige belastingen van discriminerend karakter en een censuur van de film, die een even heilig recht op vrije meningsuiting heeft als de drukpers. Aan de werkzaamheden van de afdelingen en diensten van, de Motion Picture Association, zijn afzonderlijke hoofdstukken gewijd, die, mede aan de hand van statistische gegevens, een duidelijk beeld geven van haar functies. Zo heeft de Pro duction Code Administration gedurende 1951 niet minder dan 1.958 boeken, toneelspelen, synopsis sen en scripts geanalyseerd; heeft het Title Re- gistration Bureau 4.460 nieuwe titels geregistreerd 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 17