De winkelstand, en natuurlijk ook de bioscopen, trachten deze ontwikkeling op de voet te volgen maar zijn daarbij, mede ten gevolge van de beper kingen in het gebruik van bouwmaterialen, ten achter gebleven. Desondanks zijn er in de buiten wijken der steden tal van nieuwe bioscopen ge bouwd, die alle dit op de oude theaters in de centra voor hebben, dat zij over voldoende par keerruimte voor auto's beschikken. En, al moge het voor onze Europese oren vreemd klinken, dii: laatste is in de Verenigde Staten in de loop dei- jaren voor het bestaan van een bioscoop een eerste levensvoorwaarde geworden. De statistieken to nen onweerlegbaar aan, dat het Amerikaanse ge zin zich per auto verplaatst. De Amerikaan win kelt per auto, zoekt zijn ontspanning per auto en als de winkelstand of de amusementscentra niet voldoende gelegenheid tot parkeren bieden, gaat hij elders zijn inkopen doen of zijn vertier zoeken. De oorspronkelijk dicht bij elkaar gevestigde bioscopen in de centra der steden hebben, toen dit manco, vooral door de verplaatsing der bevolking, voelbaar ging worden, op alle mogelijke wijzen getracht in de behoefte aan, parkeerruimte te voor zien, maar konden daarin in de regel niet slagen. Zij zagen zich dientengevolge geleidelijk van pre mièretheater gedegradeerd tot tweede, respectie velijk derde en vierde weekvertoningstheater, tot dat zij op een gegeven ogenblik haar deuren voor goed moest sluiten. Daarbij mag men niet uit het oog verliezen, dat men de indertijd op sensationele wijze ge publiceerde sluitingsberichten steeds in hun be trekkelijkheid moet zien. Zo heeft men bij voorbeeld herhaaldelijk bericht, dat in Chicago de bioscopen zó slecht zouden gaan dat de recettes er met 20 r/< zouden zijn teruggelopen en in de veertig theaters moesten sluiten, maar vergeten er bij te vermelden, dat: a) sedert het top-jaar 1946 overal ter wereld de recettes zijn teruggelopen (in de Verenigde Staten 15 tol 20 rc en in Nederland zelfs meer dan 30 >k daar waar geen televisie is; b) het oude tweede, derde en vierde weekvertoningstheaters in het centrum zijn,, die sluiten; c) er inmiddels in de buitenwijken tal van nieuwe, beter geoutilleerde theaters zijn gebouwd; d) er in die stad nog altijd 421 bioscopen opereren, die tezamen jaarlijks 70.000.000,aan recettes ontvangen. In werkelijkheid zijn er dan ook, ondanks bouw materiaalbeperkingen, méér bioscopen bijgebouwd dan. er gesloten zijn. Op het ogenblik liggen er in Washington nog meer dan 1000 aanvragen voor de bouw van gewone bioscopen. Bovendien heeft de National Production Authority medegedeeld, dat er einde 1951 19.797 gewone bioscopen in werking waren met een zetelcapaci teit van 12.384.150 tegen 18.351 in, 1948 met een capaciteit van 11.796.072, hetgeen een toename van 7,9 in aantal en 5 in capaciteit betekent. In deze cijfers zijn niet begrepen de openlucht- bioscopen, de zogenaamde drive-ins. Nu waren deze feiten zo langzamerhand zelfs aan. de gewone man wel bekend geworden, maar de adepten van de televisiemythe kregen toch hun grootste schok toen in het heetst van deze zomer, op een tijdstip dat de televisie een reeks van hoog tepunten beleefde en de mensen de steden ont vluchtten, de bioscopen goede zaken deden. Zó goed zelfs, dat in sommige streken hogere ont vangsten werden genoteerd dan in het topjaar 1946. De algemene stijging van de bioscooprecet tes heeft zich sedertdien onafgebroken voortgezet. Géén televisie, maar marktverschuiving Reeds enige malen hebben wij er in dit Orgaan op gewezen onder meer in ons nummer van 10 Maart van dit jaar aan de hand van door de National Production Authority en de Theatre Owners of America (T. O.A.) verstrekte gegevens dat zich sedert enige jaren in het Amerikaanse filmbedrijf een grote markt verschuiving voltrekt en wel van de stadsbioscoop naar de op het platteland gelegen openlucht bioscoop, de zogenaamde drive-in. Feitelijk is het ontstaan van de drive-in het logische gevolg van de grote verplaatsing der bevolking en men kan er zich slechts over verwonderen dat velen dit niet onmiddellijk hebben begrepen. Zodra de winkelstand er toe over ging om midden in het platteland grote warenhuizen te bouwen van meer dere verdiepingen hoog met een ruime parkeer gelegenheid, kon. het niet anders of de bioscoop moest volgen. Maar er is méér. De drive-in biedt dat wat de Amerikanen, vooral de zeer machtige vrouwenorganisaties, zo gaarne propageren, na melijk ,,family entertainment" in de ruimste zin van het woord. Zij heeft daarbij een niet te onder schatten voorsprong op de gewone bioscoop omdat zij de bioscoopbezoekers, vooral de ouders-met- 23 f-]11111mmimiiimiiimmmiiiiiiilllllllllltnillltlliilllllllllllllllminimumllllllmiimiLj „Bij alle dingen, die de opvoeding betreffen, zijn j I wij immers bezig de jongeren te vormen tot bruikbare mensen, die op hun beurt eenmaal de verantwoorde- 1 lijkheid zullen dragen voor de samenleving. Terwijl zij j 1 kind zijn en volwassen worden, moeten zij die ver- 1 antwoordelijkheid dus leren dragen en die samen- 1 leving leren kennen. Daarbij krijgt ook de film een plaats in hun leven, zelfs al zijn er wellicht nog altijd jongeren, die het op den duur zonder zouden kunnen 1 stellen. Het lijkt mij al heel onverstandig, pas de acht- 1 tienjarigen in de bioscoop los te laten: hoe zouden zij er ooit op eigen benen kunnen staan?" (D s. W. G. Overbosch, predikant j te Amsterdam: De plaats van de film in het leven der hedendaagse jeugd; j Tweede Nationale Congres van het Insti- tuut „Film en Jeugd"). ||||||H|||l|ll|lllinilllllllllMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1l|~]

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 24