kleine-kinderen, een belangrijke financiële bespa
ring biedt. Immers, indien ouders met kleine kin
deren een bioscoopje willen pakken, dan moeten
zij een vertrouwde baby-sitter hebben, die zij vaak
niet kunnen krijgen en, zo dit wel het geval is, een
tarief van 6,moeten betalen. Verder bedraagt
het parkeergeld voor hun auto gedurende een
filmvoorstelling in de regel 1,50. Bij een bezoek
aan een drive-in, sparen zij zich dus op de eerste
plaats al het parkeergeld en daarnaast nog de
kosten van een baby-sitter. De exploitanten van
deze openluchtbioscopen hebben dit zeer goed be
grepen en verlenen hun bezoekers tal van dien
sten, waaraan de directie van een gewone bio
scoop niet zou denken.
Geen wonder dus, dat de drive-in een enorme
populariteit is gaan genieten. Ondanks bouwbe
perkingen is het aantal drive-ins van nauwelijks
155 in 1946 gegroeid tot 4.000 op het ogenblik
met een capaciteit die het equivalent is voor ruim
2.800.000 zetels, en een opbrengst van meer dan
20 c/c van de bioscooprecettes van het gehele land.
Indien de in April a.s. te verwachten verzachting
in de materiaalbeperkingen in werking zal treden,
zullen binnen twaalf maanden nog een verdere
2.000 drive-ins worden voltooid.
Betekenen deze drive-ins enerzijds door hun
groeiend aantal een belangrijke aanwinst voor het
bioscooppark van de Verenigde Staten, anderzijds
zijn zij de scherpste concurrenten van de oude
stadstheaters. Het zijn daarom, naast de verschui
vingen in de bevolkingscentra, vooral de drive-ins,
en niet de televisie, die verantwoordelijk zijn voor
de sluiting van zovele oude weekvertonings-
theaters.
Enige cijfers over film en televisie
Het nationale inkomen van het Amerikaanse
filmproductiebedrijf over 1951 beliep volgens het
MinisterievanHandel$ 882.000.000,— of
30.000.000,— méér dan in 1950. Betaalde lonen
en salarissen in de filmproductie bedroegen
668.000.000.—, dat is iets meer dan in 1950. In
de filmproductie werkten in vaste dienst 219.000
employé's, dus 5.000 minder dan in 1950. Het ge
middelde salaris was echter 3.050,tegen
$2.911,— in 1950.
De Amerikaanse bioscoopbezoekers betaalden
in 1951 1.166.000.000,— voor hun bioscoop
kaartje, bijna 5J^ minder dan in 1950.
De aankopen van radio en televisiesets beliepen
2.421.000.000,— in 1951, wat een terugloop van
12 is ten opzichte van 1950.
Volgens de Radio-Tele vision Manu-
facturers Association werden er gedu
rende de eerste 6 maanden van 1952 2.310.000
televisie-ontvangsttoestellen vervaardigd tegen
3.450 000 in de periode Januari-Juni 1951, wat een
terugloop is van 33
Een aanduiding, dat de televisietoestellen een
punt hebben bereikt waar zij steeds meer reparatie
nodig hebben, vindt men in het bedrag dat volgens
het Ministerie van Handel in 1951 werd
besteed aan reparatiekosten voor radio- en televi
sietoestellen namelijk 420.000.000,—, welk be
drag 31 hoger is dan dat in 1950 en 2 X zoveel
als in 1949.
Volgens Electronics, het leidende tech
nische vakblad op dit gebied, zullen de Ameri
kaanse bezitters van een televisietoestel dit jaar
(1952) ongeveer $750.000.000,— aan reparaties
moeten betalen.
General Electric becijfert dat één op elke
15 televisietoestellen in 1952 een nieuwe beeldbuis
nodig zal hebben. Daar de prijs hiervan ongeveer
100,is, zal deze vernieuwing alleen al op
$44.000.000,— komen.
Hier volgt een lijstje van de meest voorkomende
24
riimiiinmiiiiiniiniiiminiiiiiiiiiiiiiimminiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiinimninmiiiiiiiiinmiiiinnmmimHHiiminmimnr"|
I „Evenmin als er zoiets als „morele of immorele"
kunst bestaat, is er zoiets als „opvoedende" kunst. 1
Dat wil niet zeggen dat kunst alleen maar een lege
vorm is. Integendeel, zij bevat de essentie van alle
menselijke waarden. Kunst is, in feite, de volkomen
en onbelemmerde bevestiging van de menselijke per-
soonlijkheid in haar wezenstrekken; de zuivere en vol-
ledige uiting, door middel van het kenmerkende
detail, van de menselijke geest. 1
Alzc is kunst, volgens definitie, altijd moreel, op- 1
voedend en optimistisch, in zoverre dat zij de mens
I verhef' boven de menselijke driften en, terwijl zij ge-
i trouwelijk de nationale geest weerspiegelt, een taa! I
spreeki, die overal wordt verstaan.
Het opzien, dat recente Italiaanse films in de wereld j
hebben gebaard, moet vooral aan het feit worden toe-
geschreven, dat zij uitsluitend zijn geïnspireerd door j
een natuurlijke aandrift voor kunst, de behoefte om 1
uiting te geven aan de ziedende hartstochten die wer-
den gewekt door de aangrijpende ervaringen van de
oorlog; om door de kunst die menselijke waarden weer j
tot gelding te brengen, die met voeten waren getreden j
en verpletterd om gewelddadigheid, onrechtvaardig-
heid en armoede te bestrijden door eerbied te eisen j
1 voor de mens.
Daarom zijn al deze films waarover wij spreken,
welke ook de politieke inzichten van haar makers zijn,
doortrokken van een echte Christelijke geest. Op hp> 1
eerste gezicht zou het kunnen lijken, alsof kunst n et
de eerste overweging in deze films is en dat de makers I
er van het in hoofdzaak van belang achten om een
directe en levendige vorm van uitdrukking Ie ontdek-
ken, vrij van alle technische geraffineerdheid en com-
plicaties om zich feitelijk liever te concentreren op 1
wat zij willen zeggen dan op de wijze höè het te 1
zeggen. Maar het is het wezen van de kunst, alle j
formalisme te vermijden bij het vertolken van mense-
lijke waarden."
(Luigi Chiarini, redacteur van j
Bianco e Nero, Italiaans tijdschrift voor j
filmstudiën: „A mirror of Mankind'r
Social Responsibility", Unesco Courier
September 1951, p. 3). 1
InMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIMIIIIIIIIMIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIMIMIirn