Opheld enng IN de vorige aflevering van dit orgaan pu bliceerden wij een repliek op een in het „Haarlems Dagblad" onder de titel „Film? Een gevaar voor de jeugd" verschenen ver slag over een gezinsavond, welke de Katho lieke Arbeiders Beweging, kring Santpoort, had belegd. Volgens het Haarlems Dagblad zou de geestelijk adviseur, kapelaan Jos Plantinga, op die avond een uiteenzetting hebben gegeven over ,.de gevaarlijke invloed, die de film op de jeugd kan hebben" en onder meer hebben betoogd: „Kin deren, die veel naar de film gaan, raken geestelijk achterop", hetgeen door spreker zou zijn aange toond „aan de hand van in Amerika gemaakte statistieken." Ons verweer is voor kapelaan Plantinga aan leiding geworden tot het schrijven van een spon tane dupliek, welke wij hier gaarne in extenso laten volgen en waaruit blijkt dat de verslaggever van het Haarlems Dagblad de intentie van de schrijver op onvoldoende wijze heeft weergegeven. „Geachte Redactie, Na een week vacantie thuis gekomen vond ik daar in het Officieel Orgaan van de Nederland- sche Bioscoop-Bond een repliek op wat het Haar lems Dagblad mij van de winter heeft laten zeggen over film en jeugd in verband met criminaliteit en intellectuele capaciteit. Wat er precies in het Haarlems Dagblad heeft gestaan, weet ik niet. Als het niet méér is ge weest, dan U citeert, is de bedoeling beslist on juist weergegeven. Ik herinner mij nog heel goed dat de bedoeling van die avond juist was de ouders meer belangstelling bij te brengen voor het film bezoek van hun kinderen, en zeker niet om hen schrik aan te jagen. De ouderlijke belangstelling voor deze zaak is naar mijn idee veel te gering en om slapende honden wakker te maken is soms zwaar geschut nodig. Ik geef U onmiddellijk toe. dat mijn conclusie uit de aangehaalde getallen te ruim was en na lezing van Uw artikel zou ik mijn woorden niet nog eens willen herhalen. Ook Uw- uiteenzetting over het verband tussen bioscoop bezoek en criminaliteit heeft veel duistere zaken helder gemaakt, en ik durf U de verzekering ge ven, dat ik niet al te oppervlakkig meer zal wezen bij het uiten van dergelijke beweringen. Opschrift en sfeer van Uw artikel geven mij de indruk dat U bevreesd is voor wat de goegemeente die avond is verteld over al het verschrikkelijke van de film. Stel U gerust: ik ben zelf een groot liefhebber van de film en van mening dat er in liet zien van films mogelijkheden liggen voor jeugd en volwassenen als door geen andere kunst bereik baar zijn gemaakt. Maar ik geloof ook, dat deze kansen zowel van de zijde van het filmpubliek als van de kant van de film-industrie veel te weinig worden benut. Het spijt me oprecht dat het Haarlems Dagblad in zijn verslag blijkbaar te kort en daardoor on duidelijk is geweest. Ik kan U de verzekering geven dat het mijn bedoeling is geweest en zal zijn het zien van films te bevorderen, maar dan ook onverbrekelijk daarmee verbonden voor wat de jeugd betreft: opvoeding tot het zien van films, waarbij wij toch ook mogen hopen dat het bioscoop bedrijf zijn verantwoordelijkheid in dezen steeds bewust mag blijven. Tenslotte nog dit: ik kan mij voorstellen dat U enige schrik heeft voor de houding, die het „eer waarde-gedeelte" van het katholieke volksdeel tegenover het verschijnsel film aanneemt. En waarschijnlijk niet ten onrechte. Persoonlijk geloof ik dat deze houding, voor zover zij niet negatief is, toch veel te veel wordt beïnvloed door een tactiek van negeren. Geluk kig komt daar langzaam verandering in. Want de film kan niet meer worden bestreden, en even min doodgezwegen. Het zou van het hoogste be lang zijn als de katholieke geestelijkheid in Ne derland, die toch altijd nog behoorlijke invloed heeft op de Nederlandse katholieken, ook zoveel mogelijk meewerkte aan de filmopvoeding van hen, die naar hen luisteren. Want ik geloof dat en de Nederlandse Katholieken én de film daar mee alleen maar konden winnen. Geachte Redactie: ik heb U dit toch even willen schrijven, niet zozeer met de bedoeling dat LI dit alles afdrukt, als wel om U te doen weten, dat ik U dankbaar ben voor Uw correctie, maar ook dat voor de zoveelste keer de film niet uitsluitend als boeman is vooxgesteld. Overigens is natuurlijk het vraagstuk film-jeugd hiermee niet opgelost, maar ik hoop U de overtui ging te hebben bijgebracht dat deze eerwaarde adviseur meer aan Uw kant staat dan het Haar lems Dagblad U wilde laten geloven." 26

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 27