een betrekkelijk succes
KORTGELEDEN heeft de honderdtach-
tigste gemeente besloten om de discrimi
natie van de bioscoop bij het heffen van
vermakelijkheidsbelasting te niet te doen,
althans het belastingpercentage voor bioscoop
voorstellingen belangrijk te reduceren. Dit is een
betrekkelijk, succes, voor onze leden in de kleinere
gemeenten van groot belang, voor het bedrijf als
geheel daarentegen van beperkte betekenis. Wel
iswaar behoren tot de vorenbedoelde gemeenten
ook enige van grotere omvang en is in een aantal
grote gemeenten nog overleg gaande, doch de
meerderheid van de gemeenten boven de 40.000
inwoners houdt op dit ogenblik nog vast aan de
heffing van 35 c/c voor bioscoopvoorstellingen, in
tegenstelling tot het overige vermaak, dat aan
zienlijk lager wordt belast.
Hoe lang zal deze situatie voortduren?
In het algemeen onderkennen wij bij de ge
meentebesturen, zowel als bij de leiders van de
Raadsfracties, waarmede onze leden of hun orga
nisatie contact hebben gehad, begrip voor onze
bezwaren. Zij vinden mèt ons de uitzonderlijke
positie, waarin het film- en bioscoopbedrijf fiscaal
is gebracht, niet gelukkig. Zij zijn het met ons
eens dat, op zichzelf beschouwd, niet de nood
lijdendheid van de zaken een aanleiding moet vor
men tot herziening, maar het antwoord op de
vraag of zulk een zware extra heffing want
in wezen komt een te hoge consumtieve belas
ting neer op een bedrijfslast, zoals de practijk vol
doende heeft aangetoond de ontwikkeling van
ons bedrijf belemmert.
Met dit laatste heeft men niet zo zeer op het
oog de repercussies van de belasting op het be
houd en de ontwikkeling van de Nederlandse
filmindustrie, noch bepaalde culturele aspecten.
Men is immers grif bereid om hier tegemoet te
komen door incidentele verlagingen, waarvan men
al te zeer weet dat zij geen bezwaar vormen voor
de gemeentekas en in werkelijkheid dus niet zo
heel veel te betekenen hebben. Neen, men
blijkt onder het oog te willen zien
deze realiteit, dat, zolang de hui
dige belasting wordt gehandhaafd
dringend noodzakelijke verbouwin
gen, vernieuwingen, technische
voorzieningen en wat uiteraard
het meest spectaculair is nieuw
bouw, achterwege blijven.
Wanneer twee en een halve ton wordt geïnves
teerd in een Nederlandse film, waarvan men bij
de vertoning straks in de gezamenlijke gemeenten
een vermakelijkheidsbelasting heft, die hoger is
dan de hele productiesom en dus de amortisatie
een twijfelachtige zaak wordt, wanneer men het
Nederlandse voorprogramma zwaar belast en
daardoor een veelbelovende goed geleide industrie
treft, wanneer men de fabrieken die ingericht zijn
voor copievervaardiging en ontwikkeling, titel-
fabricage en nasynchronisatie, door de weinige
armslag die men het bedrijf laat slechts zeer be
perkte mogelijkheden overlaat en dus de werkge
legenheid op dit terrein inschrompelt, dan wuift
men dit alles weg met de opmerking, dat dit een
aangelegenheid is, welke niet ligt op het gemeen
telijke terrein.
Zodra het de uitbreiding aangaat van het thea
terpark ofwel van een zodanige investering ter
plaatse, dat daardoor het gemeenteleven wordt
geactiveerd en verrijkt, dan komt het gemeente
belang in het geding, dan ziet men consequenties,
waarmede men in de schaarsteperiode niet gecon
fronteerd werd.
Er is nog een andere kant aan het vraagstuk,
welke men niet negeert, namelijk, dat de exploi
tanten en hun leveranciers het op een gegeven
ogenblik vertikken nog langer onder de druk van
een uitzonderlijk hoog vermakelijkheidsbelasting-
tarief te draaien. Het is eigenaardig, dat men dit
de betrokkenen steeds hoogst kwalijk neemt, ja
1