DfeTt!
m
op
de
100.000
75.000
4.000
4.000
3.500
12.000
12.000
12.000
7.500
5.000
4.000
7.500
7.500
15.000
31
HET stemt tot tevredenheid dat, nu het
ontwerp van wet tot vaststelling van de
begroting van de uitgaven des Rijks voor
het dienstjaar 1953 aan de Kamer is
voorgelegd, met betrekking tot de film
ook ditmaal een, door wijlen Professor Dr. G.
van der Leeuw in het leven geroepen, traditie
blijkt te zijn gevolgd. Voor de achtste maal is de
film opgenomen onder de afdeling Kunsten, de
Vilde Afdeling van het Vide hoofdstuk dei-
Rijksbegroting, dat betrekking heeft op de uit
gaven van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen. Ter vergelijking met de voor
afgaande jaren laten wij hier de desbetreffende
posten volgen.
AFDELING VII. KUNSTEN
Onderafdeling V. FILM
Artikel
382
383
384
385
386
Omschrijving
Uitgaven ter bevordering van de kunstzinnige
en culturele film, waarop voor zoveel mo
gelijk in mindering worden gebracht de
ontvangsten ter zake van terugbetaling op
deze of in vorige jaren gedane uitgaven
Subsidiën ten behoeve van filmmanifestaties,
lezingen, deelneming aan festivals en repre-
sensatie
Subsidie aan een centrale filmotheek en een
instituut voor de wetenschappelijke film
Subsidiën en overige uitgaven ten behoeve
van de opleiding van Nederlandse filmtechnici
in binnen- en buitenland
Overige uitgaven betreffende de film
Geraamd
beloop voor
1953
Vermoedelijk
beloop van de
Toegestaan uitgaven, gedaan
voor
1952
of nog te doen
voor 1951
60.000
131.000
88.500
109.500
In zijn Memorie van Toelichting merkt de Mi
nister onder meer op, dat bij het in ogenschouw
nemen van de belangen, die op het stuk der kun
sten om voorziening vragen, telkenjare en ook nu
het verlangen spreekt om grotere bedragen ter
beschikking te stellen, opdat door bevordering der
uitingen op het gebied der hedendaagse kun.sten
in de meest ruime zin het behoud van het culturele
niveau ook voor de toekomst kan worden ver
zekerd.
Dit verlangen spruit enerzijds voort uit het
bewustzijn, dat aan het gevaar van massificatie
door voldoende geestelijke en culturele ontplooiing
paal en perk dient te worden gesteld; anderzijds
groeit de overtuiging, dat de kunstbeoefening in
stijgende mate geremd wordt door de steeds be-
zwarender wordende omstandigheden van econo
mische aard.
Vormen enerzijds de veranderde economische
omstandigheden een betreurenswaardige oorzaak,
waarom de Rijksuitgaven op het gebied van de
bevorderingen der kunsten een stijgende lijn ver
tonen, het stemt anderzijds tot verheugenis, dat
deze stijgende tendentie mede veroorzaakt wordt
door een grotere culturele activiteit over het ge
hele land, zodat hiermede de mogelijkheid is ge
schapen de beschikbare Rijksmiddelen op een
meer evenredige wijze over het gehele land te
verdelen. Jgg.J
Met betrekking tot bovenvermeld artikel 382
der begroting geeft de Minister te kennen, dat het
groeiende succes, dat de Nederlandse documen
taire films op de internationale filmfestivals oog
sten, een grotere medewerking wettigt van de
Rijksoverheid, opdat de Nederlandse cineasten
blijvend de gelegenheid kan worden geboden hun
talent door vrije scheppingen nog verder te ont
wikkelen. Daar deze niet aan een concrete op
dracht gebonden films, commercieel gesproken,
nimmer rendabel zijn, en de in dit soort cultureel