36 SHOWBOAT. Metro heeft deze overeenkomst niet beves tigd, terwijl zij dat van elke nog zo kleine bespreking doet. Zij heeft haar standpunt steeds verscherpt. Eerst door te zeggen „of naar onze mening", dan „naar onze mening en ten slotte door te spreken over de te maken propaganda. Gezien het feit verder, dat niet ik een reden had om op de aangelegenheid SHOWBOAT terug te komen, maar Metro om de vertoning van SUMMER STOCK te redden. was het noodzakelijk, dat Metro probeerde een oplossing Ie vinden. Ik wil naar voren brengen de kwestie over de film LAS- SIES GROTE AVONTUUR. Deze .was afgesloten voor City of Camera. Na overleg is deze voor Camera geboekt. Doordat ik de daaraan voorafgaande film drie weken ge draaid heb, was de Metro niet in staat mij aansluitend in Camera deze film te leveren. Ik heb dus in de bespreking met de heer Paternotte het voorstel gedaan om op 22 Augustus in het City Theater in elk geval LASSIE te draaien en afhankelijk van de uitslag der Commissie van Geschillen zou ik een nieuwe datum voor SUMMER STOCK opgeven bij verliezen van het geschil en geen datum, als ik het won. Dit was een volkomen duidelijke afspraak, maar hierna ontving ik een brief van Metro d.d. 5 Augustus, lui dende: „Uw schrijven d.d. 1 Augustus jl. hebben wij in goede orde ontvangen. Naar aanleiding van de eerste alinea daarvan mogen wij U er op wijzen, dat de inmiddels overwogen minne lijke oplossing van de met betrekking tot de vertoning van de films SHOWBOAT en SUMMER STOCK be staande geschillen niet door ons maar door U van de hand zijn gewezen en dat wel op gronden, die met de betrokken zaken zelve niets te maken hebben, nl. de al dan niet aanbieding onzerzijds aan U van de film KING SOLOMON'S MINES. Een afspraak als door U in de tweede alinea van Uw gemeld schrijven „Bevestigd", is in het geheel niet ge maakt. Wij hebben ons slechts bereid verklaard U de film PAINTED HILLS voor de week van 22/28 Augus tus voor vertoning in het City Theater af te staan op voorwaarde, dat dan tevens een datum zou worden bepaald voor de vertoning van de film SUMMER STOCK, voor het geval U naar het oordeel van de Geschillencommissie tot de vertoning van laatstgenoem de film gehouden zoudt zijn. Een en ander uit de aard der zaak onder voorbehoud van alle rechten over en weer ten aanzien van de aangelegenheid, waarover tussen LI en ons geschillen bestaan. Uwerzijds is ook dit compromis van de hand gewezen, omdat U de voorwaardelijke vaststelling van een nieuwe datum voor de vertoning van de film SUMMER STOCK afhankelijk wilde stellen van de uitkomst der inmiddels aanhangig gemaakte arbitrage. Onder deze omstandigheden zullen wij U derhalve voor de week van 2228 Augustus noch de film PAINTED HILLS noch enig andere film dan SUMMER STOCK kunnen leveren.' Ik verzoek de eis van Metro af te wijzen, daar een over eenkomst betreffende SHOWBOAT niet tot stand is ge komen en Metro in de kosten te willen veroordelen: dat de heer W. M. Kaposi namens gedaagde afschriften van de volgende stukken aan de Commissie van Geschillen heeft overgelegd, welke stukken aan dit vonnis zijn gehecht en geacht worden hier te zijn ingelast: 1. memorandum d.d. 12 Juni 1951; 2. brief van eiseres aan gedaagde d.d. 15 Juni 1951; 3. brief van gedaagde aan eiseres d.d. 19 Juni 1951; 4. brief van gedaagde aan eiseres d.d. 8 Januari 1952; 5. brief van eiseres aan gedaagde d.d. 8 Januari 1952; 6. brief van gedaagde aan eiseres d.d. 15 Januari 1952; 7. brief van gedaagde aan eiseres d.d. 1 Augustus 1952; 8. brief van eiseres aan gedaagde d.d. 5 Augustus 1952; dat Mr. R. H. Dijkstra namens eiseres hierop in hoofdzaak heeft geantwoord: Ik zal beginnen mei dr z.iak. die de heer Wolff het laatslc Ier sprake heeft gebracht en die zich gedeeltelijk heeft afge speeld na het geschil en die de Commissie niet zo helder voor de geest staat. Het betreft de film LASSIE. Ik moet U eerlijk zeggen, dat ik helemaal niet begrepen heb, waarom de heer Wolff over deze kwestie moeilijkheden heeft ge maakt. Er was een geschil omtrent de vraag, of de heer Wolff op 22 Augustus SUMMER STOCK zou moeten draaien. Buiten deze zaak om zei de heer Wolff: Lever LASSIE op die datum. Als ik het geschil verlies, zal ik iater voor SLIMMER STOCK een datum opgeven. Metro wilde wel LASSIE leveren, maar verzocht de heer Wolff voorwaardelijk een nieuwe datum voor SUMMER STOCK op te geven. Het ging uitsluitend om deze laatste finesse De ene partij zei „later" en de ander „waarom niet nu". De opvatting van Metro was, dunkt mij, veel begrijpelijker dan die van de heer Wolff. Metro was in een positie, dat er een geschil was over een bepaalde datum en niet over een klein changement. Er was een geschil. Wanneer nu de eerste datum (22 Augustus) om een zuivere reden werd opgeschoven, dan zou Metro in haar positie een verandering brengen, tenzij die verandering zo was, dat in dezelfde po sitie werd teruggekeerd. Welke reden de heer Wolff daar voor had, was mij niet duidelijk. Wat betreft de term „onder voorbehoud van rechten over en weer", dit was een klein, zakelijk en zeer gebruikelijk arrangement, waarmede men de positie over en weer nie! wilde prijsgeven. Het stond er zeer duidelijk. De nieuwe datum voor SUMMER STOCK heeft op het geschil geen invloed. Ik geloof, dat er geen twijfel aan be hoeft te zijn, dat de heer Wolff gerust LASSIE had kunnen draaien. Over de film KING SOLOMON'S MINES staat niets ir, de stukken. Men had een oplossing overwogen in deze zin, dat voort zetting van de vertoning van SHOWBOAT afhankelijk kon worden gesteld van de beslissing van een neutrale derde. Wij vonden dat prima. Toen kwam voor het eerst ter sprake de verhuring van KING SOLOMON'S MINES. Dit staat buiten het concrete geschil. Ik ben nog steeds van mening, dat de gehele kwestie van KING SOLOMON'S MINES niet ter sprake moet komen. Ik wil dit zeggen: De heer Wolff heeft niet alleen het lopende jaar, maar ook het vorige jaar precies geweten, dat Metro enkele films had, die zij buiten de normale pro ductie wilde houden. Vorig jaar waren dat GONE WITH THE WIND en KING SOLOMON'S MINES. Nu is er bij gekomen QUO VADIS. En daarbij heeft Metro ver klaard, dat dit niet de kwestie van een overeenkomst met een bepaalde klant betreft, maar een onderdeel is van haar gehele bedrijfspolitiek over het gehele land. In 1950 heeft de heer Wolff getracht zekere claims te krijgen op de films GONE WITH THE WIND en KING SOLOMON'S MINES. Dit is afgewezen. In 1951 trachtte hij het nog eens. Hij zond een memorandum, waarop Metro reageerde met de mededeling, dat deze films uitgesloten moesten blijven. Het spreekt vanzelf dat Metro deze films eerst zal aanbieden aan zijn klanten. Wolff schreef, dat het een morele verplichting was, waarop Metro niet heeft ge antwoord. Dan komt hier eigenlijk de kern van de gehele zaak: de heer Wolff is voor het komende jaar geen klant meer van Metro. De hele ruzie is begonnen toen de heer Wolff een maand na de datumbevestiging, waarop hij aanvankelijk niet rea geerde behalve op de beurs pas reageerde toen hij hoorde, dat hij het volgende jaar het Metro-product niet kon krijgen. De heer Wolff heeft toen het briefje d.d. 18 Juni geschre ven, waar het eigenlijk om gaat. Als ik deze zaak op zijn

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 37