INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER M 38 OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel van het Arbitrage-Bondsreglement alle geschillen tussen leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onder worpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-Reglement. dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin utspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat blijkens gedaagdes memorandum van 12 Juni 1951 en eiseresses brief aan gedaagde d.d. 15 Juni 1951 tussen par tijen een overeenkomst bestaat, waarbij eiseres aan gedaagde de eerste keuze uit eiseresses product 1951/52 (met uitzon dering van de films GONE WITH THE WIND, KING SOLOMON'S MINES en QUO VADIS) heeft gegeven, met dien verstande, dat gedaagde het recht heeft van dit product maximaal acht films af te wijzen; dat daarbij tevens is bepaald, dat eiseres het recht heeft twee films aan te wijzen, welke gedaagde ten minste twee weken moet ver tonen, maar dat gedaagde het recht heeft zulk een film te weigeren; dat vaststaat, dat eiseres de film SHOWBOAT heeft aan gewezen als een film, die tweemaal vertoond moet worden, en dat gedaagde, zoals blijkt uit zijn brief van 8 Januari 1952 en eiseresses brief van dezelfde datum deze film geweigerd heeft, omdat hij vreesde, dat de vertoning van deze film in de tweede week onvoldoende resultaten zou opleveren; dat vaststaat, dat eiseres de film SUMMER STOCK. welke gedaagde gehuurd had voor zijn City Theater te Utrecht ter vertoning in de week van 22 tot 29 Augustus 1952, reeds in April daaraan voorafgaande, zonder toestem ming van gedaagde, heeft laten vertonen in het Concordia Theater te Bilthoven en dat gedaagde daarop gebruik heeft gemaakt van de desbetreffende in de overeenkomst tussen partijen voorkomende bepaling, waardoor hij van zijn ver plichting tot het afnemen van deze film is ontslagen; dat er derhalve op het moment, dat tussen partijen nieuwe onderhandelingen over de films SHOWBOAT en SUMMER STOCK begonnen, geen enkele verplichting van gedaagd? om deze films af te nemen bestond; dat er tijdens deze onderhandelingen geen rechtstreekse besprekingen tussen de directeur van eiseres en gedaagde persoonlijk hebben plaats gehad en dat de vertegenwoordiger van eiseres, die de besprekingen met gedaagde heeft ge voerd, niet bevoegd was zelfstandig een beslissing te nemen, dat daaruit volgt, dat wilsovereenstemming tussen partijen omtrent de afsluiting van de films SHOWBOAT en SUM MER STOCK niet bereikt kan zijn gedurende de bespre kingen, die de vertegenwoordiger van eiseres met gedaagde heeft gevoerd; dat immers het resultaat van die besprekingen nog de goedkeuring van de directeur van eiseres behoefde; dat eiseres weliswaar op 15 Mei 1952 schriftelijk aan ge daagde bevestigd heeft, dat zij de film SHOWBOAT voor vertoning in gedaagdes City Theater in de weken van 5 tot 12 September en van 12 tot 19 September 1952 had ge reserveerd, maar dat daarbij van de voorwaarden, waaronder deze film en de film SUMMER STOCK zouden worden vertoond, met geen woord is gerept; dat eiseres voor de film SHOWBOAT evenmin een con tract, zoals in artikel 2 der Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop- Bond is voorgeschreven, aan gedaagde ter tekening heeft gezonden; dat uit de tussen partijen na de datumbevestiging van 15 Mei 1952 gevoerde correspondentie blijkt, dat er tussen partijen verschil van mening bestond over de voorwaarden voor de prolongatie van de film SHOWBOAT; dat eiseres weliswaar heeft aangevoerd, dat uit haar wei gering van gedaagdes aanvankelijke aanbieding van een ver plichte prolongatie bij het bereiken van 70 der ontvangst capaciteit gedurende de eerste vier vertoningsdagen, zou volgen, dat zij zich ook bij de verdere onderhandelingen het definitieve beslissingsrecht over de prolongatie van SHOW BOAT heeft gereserveerd, maar dat er tussen deze beide uitersten nog andere mogelijkheden bestaan, zoals blijkt uil het door gedaagde ter zake ingenomen standpunt; dat eiseres in gebreke is gebleven haar bewering, dat er tussen partijen wilsovereenstemming zou zijn bereikt over de zogenaamde verhuur en huur van de films SHOWBOAT en SUMMER STOCK, hetgeen door gedaagde wordt be twist, met bewijzen te staven en dat haar vordering der halve ongegrond moet worden geacht; dat eiseres moet worden veroordeeld in de geschilkosten, die met het oog op de spoedbehandeling en de omvang van het geschil zijn vastgesteld op 100. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BIL LIJKHEID: ONTZEGT aan eiseres haar vordering en VEROOR DEELT haar in de geschilkosten, bedragende 100. Aldus gewezen te Amsterdam op 11 Augustus 1952. Ingevolge artikel 2 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende filmtitels in het Naamregister ingeschre ven. Deze titels werden reeds per circulaire nr. 149 dd. 2 Sept. - nr. 152 dd. 9 Sept. - nr. 160 dd. 23 Sept. en nr. 180 dd. 18 Oct. 1952 ter kennis gebracht aan de leden filmver huurders. Hiertegen werden geen bezwaren ingediend. Datum waarop inschrijving verzocht is Titels waaronder de films in Nederland worden uit gebracht Naam houder exploitatie rechten 23 Juli 1952 Wereld in vlammen Meteor 28 Wanda, de zondares City 28 De zoon van niemand City 28 Geketend City 30 Valse munters aan het werk Meteor 30 De dame in het zwart 30 30 30 30 De tijger Akbar Eine Nacht im separee Grün ist die Heide Wenn die Abendglocken lauten Melior 30 De ingebeelde zieke 30 Drie van de Tankstelle 30 Schwarzwaldmadel 30 Johannes en de 13 schoon heidskoninginnen 30 Frühlingsstimmen 1 Aug. Gedwongen verraad Universal I.F.N 5 Helden der zee Meteor 5 De ernst van ernst Arthur Rank 8 Allemaal knots Filmex 8 Afrika roept Meteor 9 De eerbiedige lichtekooi Filmtrust 13 De avonturen van Captain Clark Universal I.F.N 15 Wij allen zijn moordenaars Spiendal 15 Atoomstad Paramount 15 De gouden poort 15 De vloot op stelten

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1952 | | pagina 39