zelfs al boos wordt wanneer zij hun voornemen
in deze richting te kennen geven. Wanneer ge
wezen wordt op het feit, dat de gemeenten, die
meer dan 20 c/c heffen, reeds jaren geboycot wor
den door de ambulante vermakelijkheden, zoals
circus en variété, en dat iedere gemeente zich ge
haast heeft om, zodra deze boycot aan den lijve
werd ondervonden, de belasting te verlagen, dan
zwijgt men in alle talen. In sommige gevallen ge
schiedde dit met terugwerkende kracht, zoals on
langs in Arnhem waar de verlaging met terug
werkende kracht werd toegepast, dat wil zeggen
een circus ten goede kwam, dat de gemeente reeds
verlaten had, dus kennelijk z'n tenten eerst had
opgeslagen, nadat er deugdelijke toezeggingen
waren gedaan. Blijkbaar heeft de bioscoop-'
exploitant hier het nadeel van zijn gemeentelijk
burgerschap en van het feit, dat zijn zaken per
manent gevestigd zijn in de betrokken gemeente,
daar een constant element vormend in het plaat
selijk ontspanningsleven. In de sporadische geval
len, dat de ondernemers de gal is overgelopen en
zij tenslotte hun deuren hebben dichtgedaan, is
duidelijk gebleken hoe zeer de plaatselijke gemeen
schap daardoor gehandicapt wordt en hoezeer
vooral de neringdoenden van zulk een gang van
zaken groot nadeel ondervinden, afgezien van de
opbrengst aan belasting, welke de gemeentekas
derft.
In tegenstelling tot de ambulante vermakelijk
heden is het Nederlandse film- en bioscoopbe
drijf nog slechts in zeer weinige gevallen overge
gaan tot het boycotten van een bepaalde gemeen
te. De organisatorische leiding, zowel als de direc
ties van de betrokken ondernemingen weten zeer
we! dat de meer vreedzame middelen alle moeten
hebben gefaald, alvorens men zover gaat. Zij ont
veinzen zich echter niet, dat het middel van de
sluiting onder bepaalde omstandigheden geoor
loofd is en zij zullen ook niet aarzelen het in het
uiterste geval toe te passen. Zulk een oplossing
zoekt het bedrijf echter geenszins, integendeel, het
tracht haar te vermijden en het zal een ook maar
enigszins acceptabele regeling prefereren.
Is het zo vreemd, dat men het in onze kringen
als een uitdaging beschouwt, wanneer men de
Wethouder van Financiën in een grote gemeente
bij de behandeling van de begroting rustig hoort
verklaren, dat de gemeente-financiën in alle op
zichten gezond zijn en hem het ene gemeente
plan na het andere ziet ontvouwen, terwijl hij
de vertegenwoordigers van dat deel van de
burgerij, hetwelk onder een extra zware last ge
bukt gaat, na een uitvoerig gedocumenteerd ver
zoek afscheept met de mededeling, dat het Col
lege van Burgemeester en Wethouders vooralsnog
geen aanleiding vindt op grond van de ter be
schikking staande gegevens en mede in verband
met de begrotingspositie der Gemeente, een voor
stel te doen tot verlaging van de belasting
voor bioscoopvoorstellingen? Wanneer in een
andere gemeente van enige betekenis de exploitan
ten ter plaatse op dezelfde wijze worden afge
scheept met de mededeling, dat de begroting
een aanzienlijk nadelig slot vertoont, waarbij
uiteraard vergeten wordt te zeggen, dat in de
laatste drie jaar batige sloten werden geboekt
van één millioen, een bedrag waarbij de ettelijke
tienduizenden guldens die een redelijke herzie
ning van het vermakelijkheidsbelastingpercentage
aan de gemeente zouden hebben gekost, in
het niet zinken; wanneer men dan ziet, dat in
de nieuwe begroting van zon gemeente de af
schrijving van nieuwe kapitaaluitgaven voor het
begrotingsjaar voor kolossale sommen is verwerkt
het betreft hier een gemeente van ruim veertig
duizend inwoners en de afschrijving beloopt niet
minder dan een bedrag van 2.3 millioen dan
kan het geen verwondering baren, dat het betrok
ken bedrijf op een gegeven ogenblik alarm slaat
en door sluiting tracht de aandacht van de publie
ke opinie te vestigen op een onredelijke gang van
zaken.
De begrotingstekorten, waarmee de grotere ge
meenten thans voor de dag komen, zeggen niets
en behoeven onze leden in het geheel niet te inti
mideren, omdat in de meeste gevallen hierbij de
bedoeling voorzit om, overigens onder absolute
handhaving van alle hoge uitgaafposten en zo
nodig zelfs door het creëren van nieuwe, een zo
danige positie in te nemen tegenover het Rijk. dat
hogere uitkeringen worden verkregen.
De inkomstenpost uit de vermakelijkheidsbelas-
ting heeft in het geheel niet de betekenis, die tal
van Colleges er aan geven en zeker niet het ver
schil, dat een herziening tot een redelijk percen
tage uitmaakt.
Intussen is de traagheid, waarmede men de ver-
makelijkheidsbelastingkwestie van Overheidswege