21
groter nu de Wet geen correctiemogelijkheid kent.
Heeft Uw Commissie eenmaal het toelaatbaar uit
gesproken, dan blijft enkel de bevoegdheid van
de Burgemeester om de openbare vertoning van
een fiim te verbieden, indien van, deze vertoning
stoornis van de openbare orde is te duchten en.
deze bevoegdheid beperkt zich nog tot de feite
lijke storing van de openbare orde. Het zijn wel
zeer grote bevoegdheden, welke aan de Com
missie zijn toevertrouwd en het is tekenend voor
de wijze waarop de Commissie in de loop der
jaren haar taak vervuld heeft, dat ook bij de
wijziging van de Bioscoopwet, welke enige jaren
geleden bij de Tweede Kamer aanhangig werd
gemaakt, geen stemmen zijn opgegaan om de
bevoegdheid der Commissie in te perken dan wel
deze in handen te leggen van een andere instantie.
Mijnheer de Voorzitter, met overtuiging moge
ik dan ook uitspreken, dat de Regering U zeer
dankbaar is voor de conscentieuze wijze, waarop
U zich van Uw taak kwijt. Uw taak is in zoverre
ondankbaar, dat de buitenwereld slechts ziet het
geen U toelaatbaar verklaart. Ook hier geldt ,,ce
qu'on voit et ce qu'on ne voit pas" en dikwijls ligt
juist op het terrein van ,,ce qu'on ne voit pas"
het zwaartepunt Uwer werkzaamheden.
Dat mijn erkentelijkheid in. de eerste plaats uit
gaat en in het zeer bijzonder uitgaat naar de
Voorzitters, die in de loop der jaren Uw Com
missie geleid hebben, behoeft geen nader betoog.
De Commissie is indertijd gestart onder leiding
van de Heer van Staveren, die ik hier tot mijn
genoegen in goede gezondheid aanwezig zie. Hij
is het geweest, die de weg gebaand heeft en die
met medewerking van de leden der Commissie
de eerste moeilijkheden heeft weten te overwin
nen. Het bereiken van de fatale leeftijdsgrens
heeft hem indertijd genoopt tot aftreden, doch wij
zien ook heden weer, dat de eerste Voorzitter der
Commissie nog steeds zijn hart aan de filmkeuring
heeft verpand. Opgevolgd werd hij door de Heer
Von Frijtag Drabbe, maar deze was het helaas
slechts korte tijd gegeven de leiding der Com
missie in handen te hebben, daar hij reeds na
ruim twee jaren, nadat hij met de leiding was be
last, tot een beter leven werd geroepen. En thans
is het Voorzitterschap in handen van de Heer
Bijdendijk, die reeds verscheidene jaren als Se
cretaris met het wel en wee der Commissie heeft
medegeleefd. Het is voor mij een vertrouwd ge
voel de leiding der Commissie in zo goede handen
te weten en ik spreek dan ook de hoop uit, Mijn
heer Bijdendijk, dat het U gegeven moge zijn tot
Uw 6'5ste jaar de Commissie voor te gaan.
De bijzonder gestyleerde wijze, waarop U zo
juist Uw rede hebt gehouden, is wel het bewijs
hoezeer U Uw Voorzitterschap op hoog niveau
opvat en ik moge daarvoor mijn grote waardering
wel uitspreken.
Ten slotte mag ik hier niet onvermeld laten de
goede zorgen, die de Huishoudelijke Commissie
steeds aan het werk der filmkeuring wijdt. Voor
de Voorzitter betekent het bestaan dezer Com
missie en de nauwe samenwerking daarmede een
welkome steun bij de vervulling van zijn zo moei
lijke taak.
Mijnheer de Voorzitter, gaarne sluit ik mij aan
bij de woorden van waardering en gelukwens,
die U in het bijzonder hebt gericht tot hen, die
heden hun vijfentwintig-jarig jubileum vieren."
„Erkenning van de opvoedkundige mogelijkheden
van de bioscoopfilm mag niet een even veel-
betekenende overweging verdoezelen, namelijk dat de
„invloed" van de film op een individu, een gemeen- 1
schap, of de samenleving nooit nauwkeurig kan wor-
den gepeild, indien de filmervaring slechts segmen-
tarisch wordt bestudeerd en niet in zijn wezenlijke
samenhang. „Filmbezoek" is een tot één geworden
ondervinding, waarbij altijd een specifieke film, een
specifieke persoonlijkheid, een specifieke maatschap-
pelijke situatie en een specifieke tijd en stemming
betrokken zijn Omdat de film in zichzelf enkel
maar een uitdrukkingsmiddel is, moeten de reacties
op haar altijd het product zijn van de wisselwerking 1
van alle bovenbedoelde veranderlijke factoren
Dit falen om alle voor de filmervaring onontbeerlijke 1
phasen te omvatten, heeft niet alleen critici
misleid, maar ook vele „populaire" schrijvers en spre-
kers. Terwijl zij de maatschappelijke achtergrond en 1
de persoonlijke belangstelling van hun sujetten negeer-
den, hebben zij tè algemene beweringen gedaan
over de „invloed" van de film, zelfs al hadden hun 1
inlichtingen betrekking op maar één enkele phase van i
de filmervaring 1
Terwijl het mogelijk is uit deze laatste gevallen
het eenvoudige, maar niet onbelangrijke, feit af te
leiden dat de film een bron was voor de verwerving 1
van deze specifieke vormen en waarden, is het niet
mogelijk om uit zodanige inlichtingen alléén de con- 1
clusie te trekken, dat de film deze veranderingen heeft 1
„veroorzaakt". Sociale causaliteit is een tè ingewik- 1
keld probleem om zo maar even verklaard te worden
aan de hand van welke simplistische interpretatie van
onvolledige gegevens van deze aard ook
Men begrijpt dat de film haar betekenis, haar be-
paling voor haar toeschouwers verkrijgt door de wis-
selwerking tussen verbeelding en maatschappelijk ge-
drag; haar waardering en haar benutting, haar invloe- f
den volgen beurtelings uit de pogingen om de film-
inhoud in verband te brengen met persoonlijke be-
langstelling, waarden, of openlijke activiteiten. Aldus 1
wordt de film noch geïnterpreteerd als een oorspron-
kelijke „oorzaak", noch als een oorspronkelijk „ge-
volg" van de maatschappelijke en persoonlijke mani-
festaties welke volgen op de filmervaring Zulk
een begripsvorming stelt zich de film niet voor als
een eenzijdige maatschappelijke „macht", maar als een
wisselende wederzijdse betrekking tussen het witte
doek en de toeschouwer, tussen filmvormen en film-
waarden en sociale vormen en sociale waarden".
(Paul G. C r e s s e y, hoogleraar in de
sociologie aan de universiteit van New-York,
American Sociological Review, Aug. 1938,
p. 516-525). f
llllllllllilllllllllllllllllllllimilllilllllll
iimiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiimiiiiiiMHiniiiiiiMiiiHiimiHiimMiiimiiMir-
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII IIIIIIIIIHIIlllllllllllllllllllllllllMIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIlÏÏ