RUIMTEVREES 7 B. STEREOSCOPISCHE SYSTEMEN De stereoscopische systemen zijn evenmin van recente datum. Men zal zich onder meer de „audioscope" herinneren, welk procédé in 1936 door Metro-Goldwyn-Mayer, ook in ons land, werd gedemonstreerd. Hierbij vond beeld separatie plaats door de links- en rechtsogige beelden respectievelijk rood en groen te kleuren. Deze stereobril had een rood en een groen glas. Het rode glas blokkeerde de groene stralen en het groene glas de rode, zodat ieder oog slechts het voor hem bestemde beeld ontving. Hoewel op deze wijze een redelijke ruimtewerking ver kregen werd, had het publiek er al gauw genoeg van. Een van de nadelen van dit systeem was. dat het gebruik van de moderne kleurenfilm uitge sloten was. Nu is het juist een opmerke lijk feit, dat men bij het gebruik vari ruimtefilms geconstateerd heeft:, dat de kleuren er in sterke mate toe b ij dragen om de ruimtewerking te verscherpen. Het publiek schijnt dit bij de diverse demonstraties zeer goed waar te nemen. Zo ontstond al spoedig het motto: ,,Tech- nicolor on a flat screen is an enhancement, in 3-D it is a necessity" en dientengevolge staat het wel vast dat ruimtefilms in hoofdzaak in kleuren zul len worden vervaardigd. De toepassing van kleuren bij ruimtefilms is edhter wel mogelijk geworden door het gebruik van gepolariseerd licht. Onder polarisa tie verstaat men het proces waarbij de aard der lichtstralen zó gewijzigd wordt dat zij na terug gekaatst of gebroken te zijn, ongeschikt zijn in HET zijn niet alleen de exploitanten, die zich het hoofd breken over de problemen, welke door de jongste ontwikkeling van de kinotechniek worden opgeroepen. Ook de door zorgen gekwelde filmkeuringscommissie van de staat Ohio is door de verschijning van de „ru'mtefilm" ten zeerste verontrust. Voor een juist begrip van de zorgen dezer com missie moet men zich realiseren dat zij (evenals de weinige overige filmkeuringscommissies in de Ver enigde Staten van Amerika) het met lede ogen aan meet zien, dat dagelijks tal van oude bioscoopfilms door middel van de televisie worden geprojecteerd, waarmede zij geen bemoeienis mag hebben. Er be staat namelijk in de Verenigde Staten geen preven tieve censuur voor pers, radio en televisie. Op zich zelf wordt door dit blote feit dei keuring van films al gereduceerd tot een ridiculiteit, maar er is meer. Ingevolge een bij proefproces uitgelokte rechterlijke beslissing mag de commissie sedert September 1952 geen journaalfilms of losse actualiteiten meer censu reren (zij was de enige die dit nog deed). Deze be slissing was op haar beurt gebaseerd op de uitspraak, welke het boven regering en partijen staande Hooggerechtshof van de Verenigde Staten in Mei 1952 heeft gedaan met betrekking tot de film, namelijk dat deze eenzelfde recht heeft op vrijheid van menings uiting als in de grondwet gewaarborgd wordt aan de pers, die niet aan een preventieve censuur onder worpen mag worden. Geen wonder, dat de commissie de toekomst som ber inziet. Zij heeft moeten berusten in de beperking van haar werkzaamheid onder invloed van de bij monde van de hoogste rechterlijke macht duidelijk gedemon streerde radicale wijziging, welke de algemene op vattingen over de betekenis van de film en haar functie in de samenleving gedurende de laatste veertig jaar hebben ondergaan en zij is bevreesd voor nieuwe proefprocessen en verdere beperkingen. Zij heeft moeten ondervinden hoe de tijd en ruimte overbruggende techniek, die alle films locale afzon dering ten spijt in de schoot van het gezin werpt, voor het forum van de openbare mening op pijnlijke wijze heeft aangetoond dat haar eerwaardig, op een ondervinding van veertig jaren bogend, instituut zich zelf overleefd heeft. Maar haar maat is nog niet vol, want de techniek staat niet stil. De film, tot dusverre ruimtelijk gebonden aan de perspectivische vaardigheid van haar maker, wordt thans door de nieuwe technische middelen die deze ten dienste staan, in staat gesteld zich ruimtelijker te bewegen en daardoor de realiteit dichter te benaderen of, liever gezegd, scherper te interpreteren. En dat is nu juist wat deze commissie vreest. Begrijpelijk, want zij dankte haar ontstaan, nog voor het begin der twintiger jaren, ten slotte aan de activiteit van die kringen, welke men terecht als de geestelijke erf genamen van de „vice societies" beschouwde, en is dus van nature geneigd 'liever een „schone" werke lijkheid dan een „reële" te zien, zelfs al is deze laatste ten slotte nog de grootste gemene deler van wat door alle pressiegroepen en stromingen in de Amerikaanse samenleving als maximaal toelaatbaar wordt beschouwd. De commissie is er zich van bewust geworden, dat haar kwijnend bestaan haar geen voldoende armslag laat zich nieuwe installaties aan te schaffen, zodat haar leden ruimtefilms alleen maar ,,vlak" kunnen zien en haar grootste vrees is nu dat de aldus „in het vlak" verborgen realiteit haar ruimtelijk zal ontsnappen. De Voorzitter gaf in een vraaggesprek met de pers aan deze beduchtheid uiting met de woorden: „Wij maken ons zorgen over deze situatie. Wat O.K. is „in het vlak", zou wel eens volkomen ontoelaatbaar kunnen zijn „in de ruimte". De commissie heeft ruimtevrees. IIIIIHIIIIIIIlUllllllilUtllllltlllMIIIMt iiiniiiiiiiiiiiiiiMiiMHHMiliiilmiiiiiiiiiiiiiiiiiiilm ii nul IIIIIIIIIIIMIIIIIMnillllllMIMIIMIIIIIIIIIillitllltlllllllllllllMMIÜMMIIIIillllllllllllb "MMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMI iimiiMiiiMuiiiiiinnnnmmiiniiiiiiiiiiilililllillilMllllliiniiitnIlllllllllllllllllllllllltllllllll IIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIt;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 8