ondernemen. Men achtte een oplossing voor de
co-productie van documentaire films mogelijk in
dezelfde geest als die, welke men gevonden heeft
voor de speelfilm, namelijk het principe van de
zogenaamde tweelingfilm.
Een andere commissie heeft zich bezig gehou
den met de problemen van de distributie van
korte films, waarbij zij inzonderheid de nadruk
heeft gelegd op deze distributie als essentieel be
horende bij de co-productie. De moeilijkheden van
de korte film hangen grotendeels samen met het
feit, dat de korte film een attribuut is van de
hoofdfilm, zowel wat productie als distributie aan
gaat, waarbij de concurrentie uit het buitenland
een belangrijke rol speelt.
In. dit verband deelde de vertegenwoordiger
van de Unesco in de derde plenaire zitting van
het congres mede, dat de maatregelen, die de
Unesco heeft genomen om een gemakkelijker cir
culatie van documentaire, onderwijs- en andere
films van dit genre te bevorderen, zijn gestuit op
de verschillende tarief- en handelsrestricties. In
gewikkelde douaneformaliteiten en hoge transport
kosten veroorzaken vertragingen en een restrictie
in het vrije, internationale verkeer van deze films.
Sommige landen hebben concessies gedaan, voor
zover het onderwijsfilms betreft, maar over het
algemeen zijn documentaires en journaals aan de
zelfde douanetarieven onderworpen als gewone
speelfilms.
Als gevolg van de fiscale moeilijkheden, die de
circulatie van deze films na de eers.e wereldoor-
Het verlrek naar het nieuwe lana1. Uil de Nederlandse speelfilm
„STERREN STRALEN OVERAL"
van de N.V. Filmex
log ondervond, had de Volkenbond in 1933 een
conventie ontworpen voor de .Internationale Cir
culatie van Films met een Opvoedkundig Karak
ter", waarbij de deelnemende landen zich verbon
den om de onderwijsfilms, zonder berekening van
invoerrechten, in het land binnen te laten en ze
verder dezelfde privileges in zake belastingen te
garanderen als voor nationale producties. Deze
Conventie was door 24 staten geratificeerd, maar
de toepassing er van eindigde bij het uitbreken
van de tweede wereldoorlog.
Ofschoon de geallieerde Ministers van Onder
wijs, die elkaar gedurende de tweede wereldoorlog
in Londen ontmoetten, eisten dat de Conventie
in zake Onderwijsfilms vernieuwd zou worden op
breder schaal zodra de vrede hersteld was, werd
de vrije circulatie van onderwijsfilms, documen
taires en andere korte films ernstig belemmerd
door de stroom van deviezen-, export- en quota
reglementen, die na de vrede volgden. De Unesco
heeft toen bijzonder goed werk kunnen verrichten
door de rol van een gouvernementeel agentschap
op zich te nemen, waarbinnen de regeringen
gezamenlijk stappen konden doen om verbetering
te brengen in deze situatie.
In 1948 heeft de Unesco de „League Conven
tion" vervangen door een overeenkomst op breder
basis ,,for facilitating the International Exchange
of Visual and Auditory Materials of an Educa-
tional, Scientific and Cultural Character" met de
bedoeling de invoerrechten, quota, licenties en
andere restricties te vermijden voor het soort film
materiaal als omschreven hiermee zijn dan in
hoofdzaak bedoeld: films, filmstrips en „sound
recordings". Deze overeenkomst is door acht
landen geratificeerd en getekend, maar nog niet
door de overige dertien landen. Er zijn nog twee
ratificaties nodig
om haar tot uit
voering te kun
nen brengen.
Intussen heeft
de Unesco ge
tracht zijn po
gingen uit te
breiden tot het
verzekeren van
een vrije circu
latie van In
formation mate-
rials". Zij heeft
voorbereid en tot
stand gebracht,
dat een overeen
komst voor het
importeren van
wetenschappelij
ke, onderwijs- en
culturele films is