28 volgende kosten; afgezien van het vorenstaande is in de leveringsvoorwaarden van gedaagde nog bepaald, dat indirecte schade, ontstaan door het niet goed func- tionneren van door haar geleverde apparaten, nimmer op haar kan worden verhaald en dat op door gedaagde geleverde apparaten één jaar garantie wordt verleend. waaronder moet worden verstaan, dat zich gedurende die tijd voordoende materiaal- en constructiefouten kos teloos worden vergoed of hersteld; gedaagde heeft na het verstrijken van de garantieperiode onverplicht al het mogelijke gedaan om de in de geleverde copiëer- machine optredende storing te verhelpen, doch is daai- in niet geslaagd; eiseres vordert ten onrechte schade vergoeding en gedaagde concludeert, dat de schade vordering dient te worden ontzegd; dat de heer J. de Haas namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde ten onrechte heeft gesteld, dat eiseres niet binnen de garantietermijn zou hebben gerecla meerd omtrent de optredende storing; dat zulks blijkens de stukken wel tijdig is gebeurd, namelijk in September en November 1949, maar dat alle pogingen van gedaagde om de fout te herstellen zijn mislukt, waardoor eiseres belang rijke schade heeft geleden; dat reeds tijdens de garantie periode door eiseres is verlangd, dat de hulp van een des kundige van Debrie zou worden ingeroepen; dat gedaagde dit echter toen niet nodig achtte, omdat zij ten onrechte van mening was zelf de fout te kunnen vinden en eerst na het verstrijken van de garantietermijn wel adviseerde een deskundige uit Parijs te laten komen, echter op kosten van eiseres; dat eiseres, die inmiddels reeds grote schade had geleden, niet bereid was deze kosten voor haar rekening te nemen; dat overigens eiseres gedaagde wel degelijk mon deling en telefonisch in gebreke heeft gesteld en heeft laten uitkomen, dat, indien de fout niet op korte termijn zou kun nen worden gevonden, gedaagde aansprakelijk zou moeten worden gesteld voor de geleden schade; dat eiseres in de periode tussen November 1949 en October 1951 eveneens herhaalde malen mondeling klachten bij gedaagde heeft in gediend, doch dat die niet schriftelijk zijn vastgelegd; dat de heer O. P. Besseling namens gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat deze zaak zowel door gedaagde als door eiseres zeer soepel is behandeld; dat, indien gedaagde toen in October 1951 de eerste nieuwe klachten kwamen zich formeel op het standpunt zou hebben gesteld, dat de garantie was verlopen en dat voor alle volgende repa raties op de normale wijze zou moeten worden betaald. zij vele latere moeilijkheden had vermeden; dat zij echter eiseres heeft willen helpen zoveel dit in haar vermogen lag; dat gedaagde op een gegeven moment aan eiseres te kennen heeft gegeven, dat de hulp van een monteur van Debrie diende te worden gevraagd, omdat alle voorafgaande pogingen ter opsporing van de fout hadden gefaald; dat ook gedaagde, inmiddels geheel onverplicht grote kosten had gemaakt bij het zoeken naar de oorzaak van de storing en derhalve niet bereid was de kosten voor het overkomen van een technicus uit Parijs voor haar rekening te nemen; dat inderdaad eiseres op een gegeven moment om een nieuwe toonkop heeft gevraagd, maar dat gedaagde het standpunt heeft in genomen, dat de fout niet in de toonkop kon zitten en dat de vervanging daarvan dus weinig zin zou hebben, dat gedaagde overigens, afgezien ervan, dat zij zich niet tot betaling van enige schadevergoeding verplicht acht, de door eiseres opgestelde schaderekening niet als juist kan aanvaarden, dat de heren J. de Haas en M. Cornelissen namens eiseres verder in hoofdzaak hebben verklaard, dat de werkelijke schade nog veel hoger ligt dan in het request is vermeld, omdat het verlies van cliënten, wier orders niet naar wens konden worden uitgevoerd, niet in cijfers kan worden uit gedrukt; dat de verdere bedrijfsschade ad fis ge baseerd op het feit, dat uit de balans over 1952 blijkt, dat na de verbetering van de machine met behulp van Ing. Trijssenaar voor circa aan materiaal is bespaard; dat in artikel 4 van de leveringsvoorwaarden van gedaagde inderdaad de garantie wordt omschreven, doch dat in dat artikel uitdrukkelijk is bepaald „dat zich gedurende die tijd voordoende materiaal- en constructiefouten ter beoordeling van onze fabriek of van onszelven kosteloos worden ver goed of hersteld"; dat in dit geval geen vergoeding is gegeven en dat er slechts pogingen zijn gedaan om hel: aanwezige gebrek te herstellen, maar dat gedaagde daarin niet is geslaagd; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Nederlandsche Bioscoop- Bond alle geschillen tussen leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bonds arbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat vaststaat, althans door gedaagde niet is weersproken, dat de copiëermachine, waarop het geschil betrekking heeft. een constructiefout vertoonde en dat gedaagde er niet in geslaagd is deze fout te herstellen en dat eiseres, nadat zij de bijstand van Ing. E. F. W. Trijssenaar had ingeroepen, zelve de fout ten slotte op of omstreeks 12 Mei 1952 heeft ontdekt en hersteld; dat in artikel 13 van de leveringsvoorwaarden, waar onder gedaagde de copiëermachine aan eiseres heeft ver kocht, is bepaald: „Schaden van welke aard ook, voor afnemers ontstaan door niet goed functionneren van door ons geleverde machines, apparaten enz. zoals b.v. teruggave van betaalde entreegelden kunnen nimmer op ons worden verhaald"; dat de activiteit van eiseres blijkens de stukken en de verklaringen van partijen dan ook steeds gericht is geweest op opsporing en herstel van de constructiefout, maar dat eiseres gedaagde niet gesommeerd heeft om de machine terug te nemen of de prijs te verlagen en eiseres gedaagde even min op duidelijke wijze tijdig aansprakelijk heeft gesteld voor de schade, die de constructiefout der copiëermachine veroorzaakte, dat eiseres dan ook door het achterwege laten van zulk een sommatie zelve de verantwoordelijkheid voor de schade op zich genomen heeft en dat het niet aangaat, dat eiseres deze schade achteraf op gedaagde afwentelt; dat hierbij echter een uitzondering moet worden gemaakt voor de door eiseres gemaakte kosten voor het opsporen en herstellen der constructiefout, zijnde de declaratie van Ing. E. F. W. Trijssenaar ad en de eigenlijke repa- ratiekosten (arbeidsloon en nieuwe onderdelen) ad tezamen dus dat immers in artikel 14 der leveringsvoorwaarden, waar onder gedaagde de copiëermachine aan eiseres heeft ver kocht, is bepaald: ,,Op de door ons geleverde artikelen (uit gezonderd: lampen, weerstanden, transformatoren, motoren en alle tweedehandse, gebruikte en zogen, opruimings- artikelen) wordt 1 jaar garantie verleend, waaronder moet worden verstaan, dat zich gedurende die tijd voordoende materiaal- en constructiefouten, ter beoordeling van onze fabriek of van onszelven, kosteloos worden vergoed of hersteld"; dat uit het vorenstaande volgt, dat, waar gedaagde in gebreke is gebleven de constructiefout in de copiëermachine op te sporen en te herstellen, zoals eiseres onder andere met haar brief van 1 November 1949, dat wil zeggen tijdig,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 29