29 binnen de garantietijd, heeft verzocht, gedaagde de door eiseres hiervoor gemaakte kosten behoort te vergoeden; dat derhalve eiseresses vordering slechts ten dele en wel tot een bedrag van gegrond kan worden geacht en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om dit bedrag aan eiseres te betalen, alsmede in de geschilkosten, die zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van f alsmede de geschilkosten, bedragende 50.(vijftig gulden). Aldus gewezen te Amsterdam op 23 Februari 1953. o De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale vonnissen gewezen: In zake: NETHERLANDS FOX FILM CORPORATION N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Keizersgracht 698, eiseres, contra W. J. v. d. HAM, exploitant van het Greenway Theater, wonende te Voorschoten, Voorstraat 16 aldaar, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 6 Februari 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit ting, gehouden op Woensdag 4 Maart 1953 op het Bonds bureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer E. L. Scholte, gemach tigde van eiseres; dat gedaagde niet verschenen is en evenmin bericht van verhindering heeft gezonden, althans dat zulk een bericht niet bij de Commissie is ingekomen; dat de heer E. L. Scholte, namens eiseres, in hoofdzaak heeft verklaard, dat eiseres aan het door haar ingediende gedocumenteerde request niets heeft toe te voegen en haar vordering onverminderd handhaaft; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Sta tuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Com missie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve eiseresses vordering behoort te worden toe gewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag ad alsmede tot betaling van de geschilkosten, welke zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van alsmede tot betaling van de geschilkosten, bedragende 50. (aan het Secretariaat van de Commissie van Geschillen). Aldus gewezen te Amsterdam op 4 Maart 1953. In zake: N.V. METRO GOLDWYN MAYER FILMMAAT SCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Weteringschans 28, eiseres, contra W. J. v. d. HAM, exploitant van het Greenway Theater, wonende te Voorschoten, Voorstraat 16 aldaar, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 13 Januari 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, waarvan af schriften aan dit vonnis zijn gehecht en die beschouwd wor den als hier te zijn ingelast; aangevuld bij schrijven d.d. 19 Januari 1953; dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 4 Maart 1953 op het Bonds bureau te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer E. Spreekmeester, ge machtigde van eiseres; dat gedaagde niet verschenen is en evenmin bericht van verhindering heeft gezonden, althans dat zulk een bericht niet bij de Commissie is ingekomen; dat de heer E. Spreekmeester, namens eiseres, in hoofd zaak heeft verklaard, dat eiseres aan het door haar inge diende gedocumenteerde request niets heeft toe te voegen en haar vordering onverminderd handhaaft; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Sta tuten en artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragedeglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak té doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Com missie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat bovendien die vordering door de aan de Commissie overgelegde bescheiden wordt gestaafd; dat derhalve eiseresses vordering behoort te worden toe gewezen en gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 30