31 dat partij-Desmet desondanks de trailers van de films „Lullaby of Broadway" en „Aasgieren der woestijn", welke van 1 Januari 1953 af in het City Theater te Veendam moesten worden vertoond en waaromtrent tijdig een door- zend-opgave van partij-Warner was ontvangen, eerst op 2 Januari 1953 per A.T.O. vanuit Uden heeft verzonden; dat partij-Desmet, ondanks de waarschuwing vervat in genoemde circulaire, iïich niet gehouden heeft aan het bepaalde in de artikelen 19 en 23 van de Bondsvoorwaar- den, inhoudende, dat de films per eerste gelegenheid na de laatste voorstelling, waarvoor zij bestemd waren, per spoor doorgezonden moeten worden aan het adres, dat door de verhuurder is opgegeven; dat de laatste voorstelling is gegeven op Oudejaarsavond en dat het derhalve op de weg van partij-Desmet had ge legen, wetende uit vorengenoemde circulaire, dat de A.T.O. op Nieuwjaarsdag niet werkte, maatregelen te nemen, op dat de films op die dag zo vroeg mogelijk naar het dichtst bijzijnde spoorwegstation zouden worden gebracht; dat partij-Desmet door zulks achterwege te laten niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen, die in het zakelijk verkeer tussen de leden betamelijk moet worden geacht, waardoor partij-Hollemans schade heeft geleden; dat de Commissie in afwijking van het door partij-Holle mans gevorderde bedrag ad de geleden schade heeft geraamd op welk bedrag behoort te worden toe gewezen; dat uit het vorenstaande volgt, dat partij-Warner geen schuld heeft aan het gebeurde en dat zij terecht heeft ge vorderd, dat partij-Desmet haar zal vrijwaren voor de ge volgen van toewijzing van de door partij-Hollemans inge stelde vordering; dat mitsdien partij-Desmet moet worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ten bedrage van aan partij-Hollemans, alsmede tot betaling van de arbitrage- kosten, welke zijn bepaald op 50. RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan partij-Hollemans te betalen een bedrag van alsmede tot betaling van de arbitragekosten, bedragende 50. Aldus gewezen te Amsterdam op 4 Maart 1953. In zake: FIRMA GEBRS. HENNEMAN, exploiterende het Mar- quette Theater, Marquettestraat 11, Heemskerk, eiseres, verder te noemen partij-Henneman, contra NV. PARAMOUNT FILMS, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de Sarphatistraat 48, ge daagde, verder te noemen partij-Paramount, en C. V. DESMETS BIOSCOOP-EXPLOITATIE, exploi terende Theater Desmet, Plantage Middenlaan 4a, Amster dam, gedaagde in vrijwaring, verder te noemen Partij- Desmet. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het .Arbitragereglement van die Bond benoemd en aange wezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat partij-Henneman bij request d.d. 15 Januari 1953 een geschil contra partij-Paramount aanhangig heeft gemaakt, van welk request afschrift aan dit vonnis is gehecht, het welk wordt beschouwd als hier te zijn ingelast; dat partij-Paramount bij schrijven d.d. 29 Januari 1953, waarvan afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat wordt beschouwd als hier te zijn ingelast, heeft gevorderd dat partij-Desmet haar zal vrijwaren voor de gevolgen van eventuele toewijzing van de vordering van partij-Henneman; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op Woensdag 18 Maart 1953 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar zijn verschenen de heren: C, H. Kloos, firmant van partij-Henneman, A. van Staveren, gemachtigde van partij-Paramount, alsmede T. M. J. Desmet, beherend ven noot van partij-Desmet; dat de heer T. M. J. Desmet, namens partij-Desmet, in hoofdzaak heeft verklaard, dat hij gewoon is de trailers voor de films, die hij in speciale voorstellingen vertoont, te blij ven vertonen tot vlak voor de desbetreffende voorstelling met de betrokken hoofdfilm; dat hij om die reden ook in het verleden van partij-Paramount dikwijls films in speciale voorstellingen heeft vertoond zonder nauwkeurig de hand te houden aan de doorzendopgaven en zonder dat daartegen ooit door partij-Paramount bezwaar is gemaakt; dat hij derhalve, menende, dat partij-Paramount voldoende van deze gedragslijn op de hoogte is, de trailer van de film „Zij, die wij vereren" onder zijn berusting heeft gehouden tot vlak voor de dag waarop de bij deze trailer behorende hoofdfilm zou moeten worden vertoond; dat indien partij- Paramount daartegen in dit geval bezwaar zou hebben gemaakt, hij er de voorkeur aan zou hebben gegeven een andere hoofdfilm in te zetten, waarvan hij de trailer wel lang genoeg zou kunnen blijven vertonen; dat de heer A. van Staveren, namens partij-Paramount, in hoofdzaak heeft verklaard, dat partij-Desmet tijdig een vertoningsopgave voor de onderhavige trailer, betrekking hebbende op de speelwerk van 1421 November 1952, heeft ontvangen en dat haar bovendien op 12 November schrif telijk is medegedeeld, dat deze trailer aan het eind van de vertoningsweek naar het Marquette Theater te Heemskerk moest worden doorgezonden; dat partij-Desmet desondanks en niettegenstaande het op Zaterdag 22 November met haar gevoerde telefoongesprek, waarbij het verzoek om onmid dellijke doorzending werd herhaald, de trailer tot en met Woensdag 26 November onder haar berusting heeft ge houden, waardoor partij-Henneman het filmpje niet heeft kunnen vertonen; dat de mededeling van partij-Desmet, dat zij zich meer dan eens niet aan doorzendopgaven heeft ge houden, alleen van toepassing kan zijn op gevallen, waarin de trailer naar het kantoor van de betrokken filmverhuurder moet worden teruggezonden in welk geval het als regel weinig verschil maakt of de trailer enkele dagen langer wegblijft; dat de heer C. H. Kloos, namens partij-Henneman, in hoofdzaak heeft verklaard, dat schade is geleden doordat hij de trailer voor de film ,,Zij, die wij vereren" niet heeft kunnen vertonen, welke schade hij heeft begroot op dat hij derhalve zijn vordering onverminderd handhaaft; OVERWEGENDE: dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Nederland sche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder landsche Bioscoop-Bond; dat de hoofdfilm ,,Zij, die wij vereren" op Donderdag 27 November 1952 in speciale voorstellingen in het Theater Desmet te Amsterdam is vertoond; dat de trailer van deze film blijkens de vertoningsopgave van partij-Paramount vertoond diende te worden in de week

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 32