30
De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE
KAMER) van de Nedprlandsche Bioscoop-Bond heeft du
volgende arbitrale vonnissen gewezen:
In zake:
E. ALTER, eigenaar van het filmverhuurkantoor Spiendal
Picture, kantoorhoudende aan de Stationsweg 76 te 's-Gra-
venhage, eiser, contra
N.V. HAGHEFILM, gevestigd te 's-Gravenhage en kan
toorhoudende aldaar aan de Waldorpstraat no. 8, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting van geschillen tus
sen leden van de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiser bij request d.d. 21 Januari 1953, aangevuld met
een brief van 26 Januari 1953, een geschil contra gedaagde
heeft aanhangig gemaakt, van welk request en brief een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en die beschouwd wor
den als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zit
ting gehouden op Woensdag 18 Maart 1953 op het Bonds
bureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn eiser persoonlijk en de heer
L. N. van Velzen gemachtigde van gedaagde;
dat de heer L. N. van Velzen namens gedaagde in hoofd
zaak heeft verklaard, dat gedaagde bij ontvangst van het
negatief van de film „Nous sommes tous des assassins'' op
25 Augustus 1952 een rapport heeft opgesteld, waarbij klei
ne beschadigingen zijn geconstateerd; dat door de Labora-
toires de Tirages Cinématographiques te Saint Cloud, nadat
het negatief in Parijs was teruggekomen, eveneens een rap
port was opgesteld, waarin beschadigingen zijn vastgesteld;
dat het geschil in hoofdzaak bepaald wordt door de vraag
of deze beide rapporten al dan niet identiek zijn; dat ge
daagde weliswaar in haar brief van 17 November 1952
aan eiser heeft toegegeven, dat het in Parijs opgestelde
rapport inderdaad iets ongunstiger luidt, maar dat dit nog
niet betekent, dat het negatief dusdanig beschadigd in Parijs
is terugontvangen, dat aan het herstel ruim frszou
moeten worden besteed; dat het nogal vreemd is, dat het
ruim 14 dagen heeft geduurd, voordat de in Parijs gecon
stateerde beschadigingen aan eiser zijn gerapporteerd; dat
zelfs al zou worden aangenomen, dat het negatief bescha
digd is, uit niets blijkt, dat gedaagde de schade heeft ver
oorzaakt; dat twee bioscoopdirecties zich bereid hebben ver
klaard te bevestigen, dat de door gedaagde getrokken co-
pieën van de film ,,Nous sommes tous des assassins" onbe
rispelijk waren; dat daaruit volgt, dat het negatief ook bij
het trekken der copieën niet beschadigd kan zijn geweest;
dat weliswaar de veronderstelling is geuit, dat het negatief
nog na het copiëren in het laboratorium van gedaagde
schade kan hebben opgelopen, maar dat deze mogelijkheid
uitermate klein is, aangezien het bedrijf van gedaagde ge
heel op deze werkzaamheden is ingericht en gedaagde zeer
goed weet hoe zij de zeer kwetsbare negatieven moet be
handelen; dat de Union Générale d'Exportation et de Par-
ticipation te Parijs, die eerst een schade van frsopgaf,
de schadevordering naar aanleiding van een opmerking van
eiser onmiddellijk heeft teruggebracht tot frswaardoor
gedaagde aan de ernst van de Franse klacht is gaan twij
felen; dat blijkens de stukken het laboratorium in Parijs de
derde acte van het negatief geheel heeft vernieuwd, hoewel
volgens het Parijse rapport de volgende acten in dezelfde
toestand verküerden als de derde acte, maar dat deze vol
gende acten niet zijn vernieuwd; dat de Union Générale
d'Exportation et de Participation bij haar schadeberekening
ook in rekening heeft gebracht de vracht voor het verzenden
van het negatief van Parijs naar Frankfort, maar dat deze
kosten uiteraard niet voor rekening van eiser kunnen ko
men; dat in de schaderapporten gesproken wordt van lichte
beregening (unes rayures) en dat daarbij in aanmerking
moet worden genomen, dat het negatief ook bij de zorgvul
digste behandeling sporen van verbruik zal vertonen en dat
deze normale slijtage niet te voorkomen is;
dat de Voorzitter der Commissie daarop gevraagd heeft
of eiser respectievelijk gedaagde door eigen aanschouwing
de schade, die het negatief volgens de Franse leverancier
zou hebben opgelopen, heeft kunnen vaststellen;
-dat eiser hierop in hoofdzaak geantwoord heeft, dat dit
niet het geval is, aangezien de schadekwestie uitsluitend
schriftelijk is behandeld; dat gedaagde zich bij voorbaat
verantwoordelijk heeft gesteld voor alle schade, die tijdens
het verblijf van het negatief in haar laboratorium zou kun
nen worden veroorzaakt; dat gedaagde oorspronkelijk het
standpunt heeft ingenomen, dat de beide schaderapporten
identiek waren, maar dat zij daarop met haar brief van
17 November 1952 is teruggekomen en heeft erkend, dat
hel Franse rapport ongunstiger luidt; dat eiser noch ge
daagde aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de be-
si hadigingen, die teweeg zijn gebracht door de Franse doua
ne; dat de Franse douane gewoon is de in negatieven aan
gebrachte merktekens nauwkeurig te controleren en dat het
zeer wel mogelijk is, dat bij deze controle lichte beschadi
gingen worden veroorzaakt; dat op de eerste door de Uriion
Générale d'Exportation et de Participation ingezonden reke
ning van het Laboratoire de Tirages Cinématographique
was vermeld het woord ,,devis", hetgeen betekent, dat deze
rekening slechts beschouwd kan worden als een voorlopige
berekening van de kosten; dat de definitieve rekening van
de Union Générale slechts een bedrag van frsaan-
qeeft;
dat de Voorzitter der Commissie hierop gevraagd heeft
waarom gedaagde bij het terugzenden van het negatief, na
dat de copieën getrokken waren, niet opnieuw een rapport
over de toestand van het negatief heeft opgemaakt;
dat de heer Van Velzen namens gedaagde hierop heeft
geantwoord, dat dit bij gedaagde niet de gewoonte is; dat
gedaagde het standpunt inneemt, dat het bewijs, dat zij de
beschadiging heeft veroorzaakt, niet geleverd is; dat zij
wat de schaderekeningen zelve betreft het onjuist acht, dat
de Union Générale d'Exportation et de Participation aan
eiser in rekening brengt een bedrag van frsvoor het
controleren van het negatief en frsvoor het verzen
den van een spoel van het negatief naar Frankfort;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond zijn en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der
Statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden
van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die
is geregeld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te
doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond:
dat de Commissie genoodzaakt is haar oordeel uitsluitend
op de stukken te baseren, daar geen der partijen en dus nog
minder de Commissie de beschadiging van het negatief van
de film „Nous sommes tous des assassins'' heeft kunnen
vaststellen;
dat een vergelijking van het rapport van gedaagde van
25 Augustus en dat van het Laboratoire de Tirages Cinéma
tographique te St. Cloud d.d. 12 September 1952 de indruk
wekt, dat de kleine beschadigingen zijn toegenomen;
dat de 3e, 6e, 7e, 8e, 9e, 10e, 11e en 12e acten dezelfde
beschadigingen vertonen, namlijk dat de acten aan beide
zijden licht verregend zijn, dat er vingerafdrukken van de
douane op voorkomen, maar dat de acten verder goed zijn;