39
dat de heer J. de Wilde namens eiseres hiertegen in hoofd
zaak heeft aangevoerd, dat het weliswaar juist is, dat ge
daagde het contract betreffende de film „Gun crazy" niet
heeft ondertekend, maar dat hem dit contract is toegezonden
en dat hij tegen dit contract aanvankelijk geen bezwaar heeft
gemaakt; dat gedaagde trouwens dit contract heeft uitgevoerd
door de film Ellen", die eveneens in dit contract is ge
noemd, tijdig af te nemen; dat eiseres haar vordering aldus
wenst aan te vullen, dat gedaagde zal worden veroordeeld
om de film „The river" af te nemen vóór 17 Juni 1953
en deze zal vertonen op de in het contract genoemde voor
waarden in de grote zaal van de Metropole Schouwburg
te Tilburg en dat gedaagde de film „Gun crazy" eveneens
zal afnemen vóór 17 Juni 1953 en zal vertonen in de kleine
zaal van de Metropole Schouwburg, met dien verstande,
dat gedaagde, indien hij met de vertoningsverplichtingen in
gebreke blijft, aan eiseres zal betalen de overeengekomen
auteursprijs, bepaald naar een opbrengst als van een uit
verkocht huis gedurende alle overeengekomen voorstellingen;
dat gedaagde heeft erkend verplicht te zijn de film „The
river" af te nemen, maar dat hij deze film gaarna voor een
andere film zou omruilen, omdat hij ervan overtuigd is, dat
de vertoning niet het gewenste gunstige resultaat zal op
leveren;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
zijn en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten
en artikel 1 van het Arbitragereglement van de Nederland
sche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden van de
Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter
zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is gere
geld in dat Arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het
onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak ie
doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn
voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Neder
landsche Bioscoop-Bond;
dat gedaagde erkend heeft verplicht te zijn de film „The
river" af te nemen en dat aangenomen moet worden, dat er
ook omtrent de vertoning van de film „Gun crazy" tussen
partijen wilsovereenstemming is bereikt, aangezien gedaagde
het hem ter tekening toegezonden contract onder zich heeft
gehouden, althans geen bezwaren ter kennis van eiseres
heeft gebracht en bovendien aan dit contract uitvoering
heeft gegeven door de in dat contract genoemde film „Ellen"
af te nemen;
dat in aanmerking nemende, dat de expiratiedata van de
beide contracten, zijnde 31 Augustus 1952 en 31 December
1952, reeds lang verstreken zijn, eiseresses vordering steunt
op artikel 8 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur
en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bondsvoor-
waarden;
dat derhalve de vordering van eiseres moet worden toe
gewezen en gedaagde moet worden veroordeeld om de beide
films af te nemen respectievelijk de gevorderde bedragen
Ie betalen;
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
VERSTAAT: dat gedaagde verplicht is:
a. de film „The river" gedurende een volle vertonings-
week vóór 17 Juni 1953 in de grote zaal van zijn Metro
pole Schouwburg te Tilburg te vertonen;
b. de film „Gun crazy" gedurende een volle vertonings-
week in de kleine eetzaal van zijn Metropole Schouw
burg te Tilburg vóór 17 Juni 1953 te vertonen;
VEROORDEELT gedaagde om ingeval hij met het na
komen van één of beide verplichtingen in gebreke blijft,
aan eiseres te betalen voor de film „The river" een auteurs-
prijs gelijk aan 323^ van een opbrengst als van een uit
verkocht huis gedurende een volle vertoningsweek in de
grote zaal van de Metropole Schouwburg te Tilburg en
voor de film „Gun crazy" een auteursprijs gelijk aan 25
van de opbrengst als van een uitverkocht huis gedurende
een volle vertoningsweek in de kleine zaal van de Metro
pole Schouwburg te Tilburg;
VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten,
bedragende 50.—.
Aldus gewezen te Amsterdam op 6 Mei 1953.
In zake:
N.V. ELECTROTECHNISCH INSTALLATIEBUREAU
J. JANSE, gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende
aldaar aan de Nieuwe Uilenburgerstraat 4046, eiseres,
contra
MEVROUW DE WED. A. DEKKER-NOORDUYN,
exploiterende het Rex Theater te IJmuiden en wonende
aldaar aan de Groeneweg 95, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het
Arbitragereglement van die Bond benoemd en aangewezen
als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van
geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling:
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 22 April 1953 een geschil
contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt van welk request
een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat wordt be
schouwd als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar
zitting, gehouden op Woensdag 6 Mei 1953 op het Bonds
bureau te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heer J. Janse, directeur van
eiseres en diens adviseur, de heer M, W, G. Mauritz uit
Naarden en voorts gedaagde persoonlijk, haar zoon V. P. W.
Amelow en haar technisch adviseur, de heer W. A. de
Bruyn uit IJmuiden;
dat de heer W. A* de Bruyn namens gedaagde in hoofd
zaak heeft verklaard, dat er op verschillende punten afwij
kingen zijn geconstateerd tussen de oorspronkelijke offerte
en de definitieve rekeningen van eiseres voor de verrichte
werkzaamheden en geleverde goederen ten behoeve van
het Rex Theater te IJmuiden, waarbij hij verschillende posten
nader heeft omschreven;
dat de heer J. Janse namens eiseres in hoofdzaak heeft
verklaard, dat de bezwaren van gedaagde tegen verschillen
de posten ongegrond zijn en dat bezwaren tegen andere pos
ten nader moeten worden onderzocht;
dat de Voorzitter der Commissie daarop verklaard heeft,
dat partijen tien dagen tijd krijgen om met elkaar over deze
verschilpunten te rade te gaan en daarvan bericht aan de
Commissie te zenden;
dat op 16 Mei 1953 bij de Commissie is ingekomen een
door beide partijen getekende verklaring gedateerd 11 Mei
1953, waaruit blijkt, dat partijen het er over eens zijn ge
worden, dat de vordering van eiseres met moet
worden verminderd;
OVERWEGENDE:
dat eiseres donatrice en gedaagde lid is van de Neder
landsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 dei-
statuten en artikel 1 van het Arbitragereglement van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen tussen leden
en donateurs van de Bond met uitsluting van de burgerlijke
rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage zoals die is
geregeld in dat Arbitragereglement;