RAPPORT V i) 13 over NZE Britse zusterorganisatie, de Cine- imatograph Exhibitors A Iciation, heeft in de derde week van September haar vierde rapport over de stereoscopische en panoramische film ge publiceerd. In ons Juni-nummer publiceerden wij reeds een voorlopig rapport, dat door de Ledenraad van genoemde organisatie op 13 Mei werd aanvaard. In het thans uitgebrachte rapport wordt de exploi tant voorlichting gegeven inzonderheid over de mogelijkheden van het gebruik van projectiedoe ken, welker verhoudingen afwijken van de hui dige standaard verhouding 4 3 of 1,66 1. Het zijn deze projectiedoeken, die gebruikt worden voor de vertoning van zogenaamde panoramische films. Aangezien onze leden er ongetwijfeld prijs op zullen stellen van dit rapport kennis te nemen, laten wij hier de volledige tekst volgen: „Onderscheidene exploitanten zijn bezig met het installeren van grote projectieschermen, waar bij zij met vele problemen geconfronteerd worden. De eerste vraag die zich voordoet is: Hoe breed zal het nieuwe projectiedoek zijn? Op het ogenblik zijn de voorstanders van pano ramadoeken het niet eens over de nieuwe scherm- verhouding. Twee van de major companies heb ben te kennen gegeven dat het haar bedoeling is om een verhouding te adopteren van 2,66: l1), niettegenstaande het voor een groot aantal biosco pen onmogelijk zal zijn deze verhouding op be vredigende wijze toe te passen. Andere producten blijven verhoudingen aanbe velen tussen 1,66 1 en 2 1terwijl sommigen met een zekere mate van voorzichtigheid hun beslis sing bekend maken om iedere film in de toekomst op drie formaten uit te brengen. Ten slotte is standaardisatie onontbeerlijk en iedere onmiddellijke installatie van panoramadoe ken in bioscopen behoort daarom als experimen teel en tijdelijk te worden gezien totdat de pro ductenten in dit land en in het buitenland het eens zijn geworden over een n.ieuwe schermverhou- ding. De exploitanten, die de installatie van een panoramadoek overwegen, behoren voor ogen te houden, dat, uitgezonderd in speciale gevallen, de hoogte van het huidige bioscoopdoek niet vermin derd dient te worden. In de meeste gevallen is de hoogte van het projectiedoek vastgesteld aan de hand van de plaatselijke omstandigheden of als resultaat van ondervinding en wordt in bijna alle gevallen als het meest geschikt geoordeeld voor de zaal in quaestie. Het vaststellen van de hoogte Indien men vast wil stellen of de hoogte van het projectiedoek technisch bevredigend is, kan men dit doen door de afstand van het doek tot wat men ,,de beste zitplaats" zou kunnen noemen te delen door 4,75. Indien dus bijvoorbeeld de af stand van het witte doek tot de achterste stalles- plaatsen 27 meter (90 voet) is, dan zou men als ,,de beste zitplaats" kunnen beschouwen de plaat sen, gelegen op een derde van, de afstand in de zaal, dat wil zeggen 18 meter (60 voet) van het projectiedoek. De gunstigste hoogte van het doek wordt dan gevonden door die 18 meter (60 voet) door 4.75 te delen, wat als uitkomst geeft 3,70 12 voet 7 inches). Deze factor van 4,75 heeft betrekking op het feit, dat de juiste gezichtsafstand van een gepro jecteerde film zijn lineaire vergroting is vermenig vuldigd met de brandpuntsafstand van de opna- melens. In het geval van stereoscopische films is deze verhouding van belang, aangezien alleen op deze beste zitplaats" de derde dimensie zuiver gezien wordt. Als men dichter naar het scherm toezit, vermindert de derde dimensie en als men verder van het doek verwijderd zit wordt zij overdreven. Als men de gunstigste hoogte van een projectie doek bepaald heeft, is het volgende vraagstuk de beslissing over de breedte. Vele exploitanten ge bruiken een schermverhouding van 1,66:1, omdat men ondervonden heeft dat men het huidige standaardformaat kan gebruiken, indien men het projectiegat in de cabinewand voldoende verwijdt. Deze schermverhouding wordt bereikt door beeld- maskers met kleinere openingen, dat wil zeggen dat de hoogte van de standaardopening met 20 wordt verminderd. Men dient voor ogen te houden dat, indien de opening van het beeldvenster (en daardoor de verhouding van het doek) groter wordt, de hoe veelheid voor projectie beschikbaar licht vermin dert. Men zal dit begrijpen wanneer men zich realiseert dat de vlamboog via de spiegel een licht- cirkel op het beeldvenster werpt, maar dat slechts het gedeelte van het licht dat op de rechthoekige opening valt, door de film kan passeren en op het n ew Look n

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 14