20
„De reacties van kinderen op radioprogramma's en
films worden grotendeels bepaald door de sociale sfeer,
waarin zij zijn opgevoed. De betekenis welke een be-
paald programma voor een bepaald kind heeft is in
aanzienlijke mate afhankelijk van wat het kind naar het
1 programma meebrengt aan eigen ervaring.
De wereld van het kind is niet de wereld van de
volwassene. Wat de volwassene ontzet of verontrust,
ontzet of verontrust niet noodzakelijkerwijze het
kind. 1
Er is enige aanwijzing, dat vele volwassenen worden
1 geërgerd door wat zij zien en horen in films en radio
wegens hun eigen gevoelens van schuld en mislukking
wat betreft de problemen en de materie welke worden
behandeld. 1
(Franklin Fearing, professor in de 1
psychologie aan de Universiteit van Cali- 1
fornië te Los Angeles: National Probation
and Parole Assn. Redirecting the delin
quent. 1947 yearbook. N.Y. Macmillan Co.
1 1948 p. 181.) f
factor als uitgangspunt moeten nemen, dat wil
dus zeggen, niet op de eerste plaats door het bij-
brengen van nieuwe kennis, maar door explicatie
van het geziene.
Voor de jeugd buiten schoolverband en jeugdor-
ganisatie is de taak het moeilijkst, maar juist voor
hen is filmvorming het meest gewenst al zal, naar
Pater Lunders gelooft, voor hen weinig kunnen
worden gedaan. Pater Lunders meende dat hier
misschien recensenten van populaire filmbladen
hulp zouden kunnen bieden.
Aspecten der filmvorming in Engeland
In een brillante causerie, doorspekt met Britse
humor, gaf de heer Stanley Reed, die verbonden
is aan het British Film Institute en de
Society of Film teachers een uitvoerig
overzicht van hetgeen er in Engeland gedaan
wordt op het gebied van. de filmvorming.
Het filmbezoek onder kinderen en volwassenen
is in Engeland zeer groot. De meeste kinderen
beginnen op hun vijfde of zesde jaar al naar de
bioscoop te gaan. Het bioscoopbezoek stijgt met
de leeftijd en is het meest frequent op zeventien
tot twintigjarige leeftijd (late adolescence). Er
zijn talloze speciale filmclubs voor jonge kinderen,
waarvoor op Zaterdagmorgen in de plaatselijke
bioscopen filmvoorstellingen worden gegeven. De
kinderen gaan op Zaterdagmorgen dus niet naar
school, maar naar de bioscoop.
De eigenlijke stoot tot de filmvorming in Enge
land werd gegeven door de publicatie in Mei 1950
van het met ongeduld verbeide rapport over hei
filmbezoek van kinderen, dat door een regerings
commissie na drie-jarige arbeid werd uitgebracht
aan de Ministers van Onderwijs en van Binnen
landse Zaken, al was de filmvorming voordien
reeds op bescheiden schaal ter hand genomen.1)
Deze commissie heeft zich onder meer bezig ge
houden met de vraag of de film verantwoordelijk
moet worden gesteld voor jeugdmisdadigheid en
zij heeft daarnaar een zeer zorgvuldig onderzoek
gedaan, dat tot de conclusie leidde, dat de film
niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor
jeugdmisdadigheid of morele laksheid2). De com
missie, was er daarentegen wel van overtuigd,
dat al te veel films een vertekend en te glad beeld
vertonen van het leven en daardoor valse waarde
bepalingen geven (overdreven nadruk op luxe,
rijkdom, macht enz.), welke zij gevaarlijker achtte
dan het voorstellen van misdaad in de film, waar
tegen zij op zichzelf geen bezwaren had3). De
commissie was van oordeel dat hiertegen geen re
medie op korte termijn bestaat, dat geen enkel
verbod, censuur of leeftijdsbepaling iets zal hel
pen, en dat alleen een meer critisch publiek de
vraag naar deze knap gemaakte rommel zal be
perken".
Het is aan deze opvoeding van het
publiek tot de film, de filmvorming
dus, en niet aan de censuur of aan
verbodsbepalingen waaraan men in En
geland waarde hecht.
De keuring in Engeland (geen Rijks of Over-
heidskeuring) is weiswaar bedoeld om kinderen te
beschermen, maar de nadruk wordt gelegd op de
verantwoordelijkheid van de ouders, aan wier
oordeel het wordt overgelaten of zij hun kinderen
mee willen nemen naar films die men ,,meer ge
schikt voor volwacsenen" acht, de zogenaamde
A-films4).
De heer Reed keerde zich tegen degenen, die
er constant op hameren, dat ,,er zoveel slechte
films" zouden zijn. Men moet er zich niet over
verbazen, dat er zoveel slechte films zijn, maar
juist dat er zovele goede films zijn, in aanmerking
nemende de vele gedrukte rommel' die de kin
deren lezen. De film heeft, naar sprekers mening,
op het ogenblik een hoger niveau bereikt dan het
boek en het is verbazingwekkend, dat er voor de
eerste maal in de kunstgeschiedenis een uitdruk
kingsvorm is ontstaan, die intelligent en decent is,
maar toch verstaanbaar voor de massa.
Het kernprobleem bij de filmvorming is de trai
ning van onderwijskrachten en jeugdleiders om
het scholingswerk te doen. Het British Film Insti
tute organiseert vele cursussen en filmscholen,
maar de oplossing ligt vooral in het tot stand bren
gen van goede cursussen in filmkennis en metho
den van filmscholing in de kweek- en normaal-
scholen. Er bestaan honderden filmliga's voor
volwassenen in Engeland, die zich meer en meer
beginnen te interesseren voor de filmvorming van
kinderen en jongeren. Vele plaatselijke bioscoop
commissies zijn opgericht waarvan onderwijzers,
jeugdleiders, geestelijken, sociale werkers en de
HMIMIIIIMIMIIHinHHMMIMIIMM1111111111 Hl I IMUMMItini 11II MM INI IIIIII1111II111111111M111111 llf 11111111IIIIIIIIII111111II1111111111111111111111111111II
IIIIIIJIIIIItIlltllllllllllljlllllfltMfftlttlllt1UIIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIir[llllltllFTll1l1linjlllllttltl»IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIl>ll*1MltlltlltlUII