21 exploitanten, van de plaatselijke bioscopen deel uitmaken. Deze commissies bezoeken de kinderfilmclubs, organiseren film- praatjes en filmvertoningen in jeugdorganisaties en houden propagandabijeenkomsten voor ouders. Baanbrekend werk op dit terrein wordt vooral verricht door de Vereniging van Filmonderwijzers (Society of Fiimteachers) Met betrekking tot de bij de filmvorming te vol gen methoden bracht de heer Reed met nadruk twee beginselen naar voren: Op de eerste plaats moet iedereen, die zich ge roepen voelt om aan de filmvorming mede te wer ken, dat wil zeggen de smaak van kinderen en volwassenen te verbeteren, zelf een f i 1 m- enthousiast zijn. Mensen, die beweren dat de films „verschrikkelijk" zijn, zijn voor dit werk ongeschikt. Men moet werkelijk van de film hou den, dat betekent dat menook regelmatig films moet gaan zien. Het is al te dwaas indien kinderen meer ter zake kundig blijken te zijn dan, hun onderwijzers en opvoeders. Ten tweede moet men niet alleen filmenthou- siast zijn, maar ook realist, dat wil zeggen dat men dit werk dient te baseren op het gewone bioscoopprogramma, vooral geen filmhistorie of filmtheorie moet gaan doceren van academisch standpunt uit en een te ruim ge bruik van de documentaire film dient te vermijden. Het gaat hier in de eerste plaats over de film met- het-populaire-filmverhaal; bij dit werk is Doris Day belangrijker dan Eisenstein. De heer Reed was, evenals Pater Lunders, van oordeel dat de filmvorming op school moet begin nen. In Engeland heeft men ondervonden, dat men het meeste succes heeft met het opnemen van enkele wekelijkse ,,filmuurtjes" in het lesrooster. Als deze filmlessen buiten schooluren worden ge geven, krijgt men de kinderen niet bij elkaar. De beste methode die bij deze lessen" kan wor den gevolgd is die van de discussie. Op alle mo gelijke wijzen dient men de kinderen over de film aan het praten te krijgen. In de Engelse scholen worden formele filmdebatten gehouden onder lei ding van, een voorzitter en een commissie, geko zen uit de kinderen van de klas. Soms organiseren de klassen complete rechtszittingen met rechters, jury, aanklager en verdedigers waarbij dan bij voorbeeld een filmregisseur of een scenarioschrij ver zich moet verantwoorden tegen de ingebrachte beschuldigingen. In andere gevallen organiseert men naar voor beeld van de radio ,,hersengymnastiek", waarbij de oudere kinderen een ,,brain-trust" vormen en de jongeren vragen stellen. Sommige scholen ver lenen hun eigen Oscars", waarbij zij de betrok ken regisseur of producent formeel er van in ken nis stellen dat zij die en die film van hem als de beste van het jaar hebben gekozen en meestal wordt dit in een persoonlijk schrijven aanvaard. Een veel toegepaste methode is inzonderheid het vormen van zogenaamde ,,filmgoing groups", groepjes kinderen die met een onderwijzer teza men naar de bioscoop gaan om daarna het geziene te bespreken. Daarbij wordt wel een taakverde ling" toegepast: het ene kind let op de dialoog, een ander in het bijzonder op de fotografie, weer een ander op de montage enz. Op de school wor den tijdens de filmlesuren uitsluitend fragmenten van films vertoond, die daarna uitvoerig bespro ken worden. Door het British Film Institute zijn voor schoolgebruik een aantal van deze fragmen ten (ten hoogste tien minuten) opgenomen met een toelichting van een bekende filmcriticus. Dit instituut publiceert elke maand een f i 1 m g i d s, die op scholen en jeugclubs gebruikt wordt. Door samenwerking met de exploitanten en filmver huurders in de steden is het vaak mogelijk om in deze gids een belangrijk deel van het te vertonen plaatselijke bioscooppragramma af te drukken, zodat de kinderen in het in hun klas opgehangen exemplaar van de filmgids bijzonderheden kunnen lezen over films die in de bioscopen van hun woonplaats vertoond gaan worden. Een van de interessantste methoden, die aan vankelijk aarzelend, thans met groot enthousiasme wordt gevolgd is het maken van films (van ander half tot twee minuten) door de kinderen zelf. Het „De gevaren van psychische en biologische aard bij het beleven van een film zijn beslist geringer, dan ze worden voorgesteld door de tegenwoordige maat- X schappij met haar onbeheerste, neurotische mensen, met haar gebrek aan woon- en speelruimte en het 1 vroegtijdige meedoen van de jeugd in dit veranderde 1 1 milieu. Dat wat de volwassene een f on dragel ij ke belasting lijkt, omdat 1 hijzelf niet meer de zenuwen en de noodzakelijke elasticiteit daartoe be- zit, wordt door het gezonde kind spelenderwijs veroverd en verteerd. 1 Het menselijk organisme, zowel in zijn lichamelijke als psychische functie gezien, heeft van de natuur de dominerende mogelijkheid tot aanpassing aan de tijds- 1 ontwikkeling, en de gevaarloze verwerking daarvan 1 meegekregen. Precies zoals het menselijk lichaam voortdurend vol zit met de gevaarlijkste bacillen, die echter elke seconde door onze lichamelijke afweer- 1 krachten als het ware spelenderwijs verwijderd worden 1 en die alleen onder een bijzonder ongelukkige samen- loop van omstandigheden ziekte kunnen veroorzaken, precies zo komt ook de jonge mens met de onvoorziene gevaren van een filmvoorstelling door zijn gezonde 1 psychische afweerkrachten spelenderwijs klaar." (Dr. Harold Boeger, psychiater en neuroloog jeugdpsychiater van het 1 medisch-opvoedkundig bureau te Wies- f baden. Documentatie Film en Jeugd 5e 1 jaargang no 3/4 1953, p. 3). iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiini 11111111 i 11111111111i1111111111111111111 11 iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliimiM riMIIIIIIIIIIMIIirilllI11lllllfMllllllllllllllllllllllllllt[|jrilllIlllllllJJ1111JMMIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIttilMIIIIIIllt11IMlM4111illlMIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIJItilJll1lil~

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 22