e nieuwe clagswet ALS ondernemers van ontspanningsgele- genheden, welke bij voorkeur door het pu bliek tijdens de weekenden worden be zocht, intrigeert ons in hoge mate de toe passing van de Zondagswet. De oude Wet, die de leeftijd van 138 jaar heeft bereikt, be paalde onder meer, dat geen openbare vermake lijkheden op de Zondag en algemene feestdagen zullen gedoogd worden, waarbij het aan de plaat selijke besturen werd vrij gelaten hieromtrent een uitzondering toe te staan, mits niet dan na het volkomen eindigen van alle Godsdienstoefeningen. In de grotere gemeenten leverde de Wet geen moeilijkheden op, omdat zij in het algemeen libe raal werd toegepast en de Godsdienstoefeningen geacht werden geëindigd te zijn omstreeks 11.30 uur, waarna dan de uitzonderingen werden toe gestaan. In sommige kleine gemeenten was men met het verlenen van deze uitzonderingen minder soepel, of verleende men haar in het geheel niet, zodat er dan sprake was van het zogenaamde Zondagsverbod en het geven van bioscoopvoor stellingen onmogelijk was gemaakt. De Bioscoopwet derogeerde niet aan de Zon dagswet, dat wil zeggen ging niet bij deze Wet voor. Hierover bestaat uitvoerige jurisprudentie, welke door de Hoge Raad bij Arrest van 5 Fe bruari 1952 is bevestigd. Een krachtens de Bio scoopwet verleende vergunning houdt dus niet in, dat het toestaan van een in de Zondagswet be doelde uitzondering door de plaatselijke besturen zou zijn vrij gelaten. De nieuwe Zondagswet, welke inmiddels in Staatsblad no. 490, uitgegeven op 17 November 1953, is afgekondigd, en op 7 December j.1. in werking is getreden, bepaalt in artikel 4 dat het verboden is op Zondag vóór 13.00 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen. De Gemeen teraad kan dit verbod uitbreiden tot na 13.00 uur. Hij kan tevens bepalen dat de Burgemeester ont heffing kan verlenen zowel voor de tijd vóór 13.00 uur als daarna. Ten aanzien van openbare vermakelijkheden, waarvan redelijkerwijze geen beletselen voor de viering van de Zondag en geen verstoring van de openbare rust op de Zondag zijn te duchten, zegt de Wet dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat zij niet als openbare vermake lijkheden in de zin van de Wet zullen worden be schouwd. Hieruit blijkt, dat er aan de situatie voorzover ons bedrijf daar belang bij heeft niet veel veran derd is, met dien verstande dat, wil men de ver makelijkheden na 13.00 uur tegen gaan daartoe een apart besluit van de Raad nodig is, en wil men ze vóór 13.00 uur toestaan een dispensatie van de Bur gemeester nodig is, die eveneens moet steunen op een verordening van de Raad. Kennelijk heeft de wetgever gestreefd naar een aanpassing aan de bestaande situatie. ,,Er moet rekening worden ge houden met de eisen, welke de tegenwoordige sa menleving nu eenmaal stelt", verklaarde de Mi nister in de Tweede Kamer. Hiervan uitgaande, meent de Regering", zo vervolgde de Minister, ,,dat enerzijds de openbare rust op de Zondag moet worden bevorderd, doch, dat anderzijds hier bij beperkingen geboden zijn met het oog op het maatschappelijk leven en de belangen van hen, die de Zondag ook, ja zelfs in belangrijke mate, zien als een dag van ontspanning. Daarom is in enkele artikelen van het ontwerp, te weten de artikelen 4 en 5, min of meer in aansluiting op de practijk, onderscheid gemaakt tussen de Zondag vóór 13.00 uur en na 13.00 uur. Het is naar het oordeel der Regering niet juist te zeggen, dat in dit ontwerp de Zondag in tweeën wordt gesplitst. Er is slechts voor de in deze beide artikelen geregelde onder werpen verschil in régime voor wat de Zondag morgen en het overige deel van die dag betreft. Vóór 13.00 uur geldt een stenger régime dan daarna. Op deze wijze wordt enerzijds tegemoet gekomen aan de wens, dat er op de Zondag zo veel mogelijk rust heerse, en worden anderzijds geen zodanige beperkingen opgelegd, die de indi viduele vrijheid in het besteden van de Zondag ontoelaatbaar zouden aantasten. Op deze zelfde gedachte berust het verbod, neergelegd in artikel 6, dat zich beperkt tot verstoring van de openbare rust door arbeid in beroep of bedrijf en dus zich niet verzet tegen elke arbeid zonder meer." Zolang de Gemeenteraden niet door een plaat selijke verordening voorzieningen hebben getrof fen tot een nadere toepassing van de Wet, doen onze leden er in het algemeen verstandig aan, in dien zij behoefte hebben aan het geven van film voorstellingen vóór 1 uur, in overleg met de be trokken Dienst van het Gemeentehuis de gebrui- D

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 2