48 dat vaststaat, dat partijen met elkaar zijn overeengekomen, dat gedaagde de film „Een Koningin wordt gekroond" ter vertoning in eisers bioscooo in Driebergen op 14, 15 en 16 Juli beschikbaar zou stellen en dat eiser deze film op die dagen zou vertonen; dat eiser er niet in geslaagd is te bewijzen, dat hij deze film ook had gehuurd om er een voorstelling in het open luchttheater te Driebergen mede te geven; dat voorts vaststaat, dat gedaagde met de levering van de film op de overeengekomen datum in gebreke is gebleven; dat artikel 7 van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films van de Nederlandsche Bioscoop-Bond het voorschrift bevat, dat de verhuurder verplicht is tot levering van al het bij de betreffende film behorend materiaal door tijdige verzending daarvan en dat daarin voorts is bepaald, dat de verhuurder bij niet of niet-tijdige levering aan de huurder het gehele bedrag van de auteursprijs moet betalen, onverminderd het recht van de huurder tot het eisen van een schadevergoeding; dat gedaagde zich weliswaar beroept op overmacht ten gevolge van het prolongeren van de film in kwestie in ver schillende bioscopen, welke de film vóór eiser moesten ver tonen, maar dat dit niet kan worden beschouwd als een van de wil van gedaagde onafhankelijke omstandigheid; dat gedaagde overigens heeft toegegeven, dat zij zich bij het nemen van haar beslissingen over de levering van copieën van de onderhavige film door zakelijke overwegingen heeft laten leiden, namelijk dat zij de voorkeur heeft gegeven aan ondernemers die de film gedurende een volle week zouden vertonen; dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde overeen komstig het bepaalde in artikel 7 van de Bondsvoorwaarden aan eiser moet betalen het bedrag van de auteursprijs als mede een schadevergoeding; dat eiser zijn bewering, dat hij de film in kwestie ook voor een voorstelling in het openluchttheater te Driebergen zou hebben gehuurd, niet met bewijzen heeft kunnen staven en dat gedaagde ontkent een daartoe strekkende overeenkomst met eiser te zijn aangegaan; dat derhalve aangenomen moet worden dat eiser de film in kwestie uitsluitend heeft gehuurd voor een vertoning in zijn bioscoop te Driebergen; dat eiser voornemens was, zoals onder andere blijkt uit de door hem gebruikte affiches, om de film „Een Koningin wordt gekroond" in de Nutsbio te Driebergen te vertonen op Dinsdag 14 Juli om 3.00 uur en op Woensdag 15 en Don derdag 16 Juli om 3.00 uur, 7.00 uur en 9.00, zodat hij in totaal zeven voorstellingen met de film zou geven; dat eiser in zijn schadeberekening de ontvangsten die hij met deze zeven voorstellingen zou maken, gesteld heeft op welk bedrag verminderd moet worden met vermake- lijkheidsbelasting en omzetbelasting; dat eiser weliswaar beweerd heeft, dat de voorstellingen met de Kroningsfilm vrij van vermakelijkheidsbelasting zou den zijn, maar dat hij daarvan geen bewijs heeft geleverd en dat hij trouwens bij de vertoning van de film „Elisabeth is Koningin" 20% vermakelijkheidsbelasting heeft moeten be talen; dat uit het vorenstaande volgt, dat het bedrag van de auteursprijs, hetwelk gedaagde ingevolge artikel 7 der Bonds voorwaarden aan eiser meet betalen, moet worden gesteld op dat dit bedrag gebaseerd is op een filmhuurpercentage van 323/2, zijnde het maximum percentage dat ingevolge de deviezenvoorschriften bedongen en betaald mag worden voor een filmprogramma exclusief journaals, waarbij in aanmer king moet worden genomen dat het Hoofdbestuur aan ge daagde geen dispensatie heeft verleend van het verbod om een hogere filmhuur te vragen; dat van de verdere post voor schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking kunnen komen het bedrag van voor de huur van het openluchttheater (aangezien de film daarvoor niet was gehuurd), de helft van de kosten der biljetten a (aangezien de andere helft betrekking had op de openluchtvoorstelling), de helft van de advertentie kosten a om dezelfde reden, terwijl eveneens niet voor toewijzing in aanmerking komt de post van voor de technicus van het openluchttheater; dat voorts niet voor toewijzing vatbaar is de post van voor onkosten voor de huur van een extra film, omdat het oorzakelijk verband tussen deze kosten en het in gebreke blijven van gedaagde met de levering van de film „Een Koningin wordt gekroond" niet aanwezig kan worden geacht; dat verder wel voor toewijzing in aanmerking komen de posten telegramkosten telefoonkosten en reis geld a zodat van de gevorderde schadevergoeding in totaal voor toewijzing in aanmerking komt dat hetgeen eiser verder gevorderd heeft wegens recette derving, niet voor toewijzing vatbaar is, omdat nergens uit gebleken is, dat eiser inderdaad recette heeft gederfd, aan gezien hij in de desbetreffende week met de film van een andere filmverhuurder een recette heeft gemaakt, die ver boven zijn gemiddelde recette uitkomt; dat eveneens niet voor toewijzing vatbaar kan worden geacht de vordering van eiser tot annulering van zijn over eenkomsten met gedaagde voor het journaal „De wereld van week tot week" en voor een aantal hoofdfilms, aangezien er van enig oorzakelijk verband tussen deze contracten en de overeenkomst betreffende de film „Een Koningin wordt ge kroond" niets gebleken is; dat eisers vordering derhalve gedeeltelijk en wel tot een bedrag van in totaal moet worden toegewezen en hem zijn overige vorderingen moeten worden ontzegd met de veroordeling van gedaagde in de geschilkosten, bedragende 50.-; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiser te betalen alsmede in de geschilkosten, bedragende 50. Aldus gewezen te Amsterdam op 31 Augustus 1953. In zake: N.V. TECHNISCH BUREAU ZONNEVELD, gevestigd te 's-Gravenhage, en kantoorhoudende aldaar aan het Bezui- denhout 43, eiseres, contra DE HEER L. J. ANSEMS, exploitant van het Aurora Theater te Dongen, wonende Land van Kleef 4 te Loon op Zand, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Ne derlandsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage-Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting onder meer van geschillen tussen leden en donateurs van de Bond onderling; IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request dd. 27 Juni 1953 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt ,van welk request een af schrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting gehouden op Woensdag 12 Augustus 1953 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer Th. van den Heuvel, gemachtigde van eiseres;

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1953 | | pagina 49